Draaiboek agogie:

 Zelfvertrouwen: positief zelfwaardegevoel

 

 

Kleine ballade < Hans Andreus

 

   Ik loop maar in mijzelf,

verzonken met mijzelf.

De wegen zijn van glas,

de hemel is van ijzer.

 

Ik weet niet wie ik ben,

ik weet niet wie ik was.

Ik loop alleen maar,

men wordt nooit van iets

iets wijzer.

 

Er hangt een mist van licht,

ik loop met mijn gezicht,

mijn kleren en mijn huid,

het leven in en uit.


Soms wou ik  … < Dorien Holemans (12-jaar)

 

Soms wou ik … dat ik perfect was

en dat ik het middelpunt kon bereiken

in dat groepje meisjes uit mijn klas.

Dan wou ik dat ik anders was.

 

Soms wou ik … dat ik knap was

en dat ik het middelpunt kon bereiken

in dat groepje meisjes uit mijn klas.

Dan wou ik dat ik één van hen was.

 

Soms wou ik … dat ik aan het dromen was,

alles vergeten…

en in mijn dromen het middelpunt ben

in dat groepje meisjes uit mijn klas.

Dan zou ik willen dat dat werkelijkheid was.

 

 

 

Wat is zelfvertrouwen?

 

Je wordt niet met zelfvertrouwen geboren, je moet het ontwikkelen; het evolueert voortdurend. Het ontwikkelt zich of wordt afgeremd door de manier waarop mensen, die voor jou belangrijk zijn, je behandelen en door de manier waarop je jezelf behandelt. De grootte van je zelfvertrouwen is bepalend voor je functioneren en je relaties met andere mensen.

Zelfvertrouwen is onlosmakelijk verbonden met het zelfbeeld. Werken aan het zelfvertrouwen  is een must als we jongeren willen helpen bij de ontplooiing tot zichzelf. Zelfvertrouwen is iets dat je kunt ontwikkelen. Het is niet een kwestie van geluk of pech hebben. Je wordt er niet mee geboren.

 

1)     De kruk met 3 poten:

Je kunt je het begrip zelfvertrouwen voorstellen als een kruk met drie poten (Leefsleutels: Eerste jaar Thema 2: Vertrouwen in jezelf):

 

Zelfvertrouwen = de kruk met 3 poten

1.       POOT 1 Wat kan ik goed?

à het gevoel dat je iets kan en dat je jezelf aanvaardt.

2.       POOT 2 Wat vinden anderen goed van me?  

à het gevoel dat anderen je waarderen en aanvaarden.

3.      POOT 3 Voor welke dingen ben ik verantwoordelijk?                                                                   à het gevoel dat je verantwoordelijkheid kan dragen en nemen.                                                        à EVENWICHT!!!

Voorbeelden

1.      Ik kan hard lopen, ik kan een appeltaart bakken, ik kan mijn fiets repareren. 

2.      Ze zeggen van me dat ik aardig, vriendelijk, geduldig, grappig ben. 

3.      Ik ruim mijn eigen kamer op, ik besteed vrij mijn zakgeld, ik geef de hond elke dag te eten. 

Als één van de poten van de kruk breekt, wankelt het zelfvertrouwen. Het kan hersteld worden, net zoals de afgebroken poot van een kruk. Als je maar weet wat er ontbreekt. 

 

Ø      Zelfvertrouwen houdt in dat je je mogelijkheden en grenzen kent.

Ø      Zelfvertrouwen is iets heel anders dan hoogmoed of verwaandheid.

Ø      Zelfvertrouwen beïnvloedt je gedrag en je relatie met andere mensen.

Wie zelfvertrouwen heeft, voelt zich goed in zijn vel.

 

Het hangt er ook van af hoe andere mensen je behandelen. Zegt iemand anders dat je iets goed kunt? Dat hij of zij je aardig vindt? Altijd leuk om te horen!

Dit alles draagt bij tot de zelfperceptie (hoe je jezelf ziet, hoe je wil zijn en hoe je denkt dat de anderen jouw zien.) dat op zijn beurt een belangrijke factor is in het opbouwen, hebben en afbrokkelen van je zelfvertrouwen.

 

2)     Zelfvertrouwen tijdens de adolescentie:

Het gevoel UNIEK te zijn, wordt constant in twijfel getrokken doordat jongeren nu eenmaal hard zijn voor elkaar. Alles wordt bekritiseerd, van innerlijk tot uiterlijk en elke reden is goed genoeg om een klein detail uit te vergroten. Daardoor creëren ze zelf hun eigen twijfels.

 

Je zelfbeeld is negatief, als…

Je zelfbeeld is positief, als…

·         je je mogelijkheden onderschat

·         jezelf niet vertrouwt.

·         je ervan uit gaat dat anderen je niet mogen.

·         je veel twijfelt en je ervan uit gaat dat de dingen die je graag zou willen, toch niet lukken.

·         iets je goed afgaat en je dan denkt gewoon geluk te hebben gehad.

·         iets mislukt en je de schuld meteen bij jezelf legt. 

·         je een positieve kijk op jezelf hebt.

·         Je jezelf doelen stelt en ervan uit gaat dat je ze wel zult halen.

·         Je een succeservaring hebt en je dat meteen aan je harde werk toeschrijft.

 

Het is dus belangrijk om aandacht te besteden aan wat er goed gaat en om van eventuele mislukkingen te leren.

 

Een negatief zelfbeeld correspondeert dus met

weinig of geen zelfvertrouwen en een geringe weerbaarheid.   

Mensen met een positief zelfbeeld stralen daarentegen zelfvertrouwen uit en zijn dan ook minder kwetsbaar.

Met een zelfbeeld word je niet geboren. Het wordt stukje bij beetje opgebouwd door de contacten met de mensen om je heen.

 

 

 

3)     Zelfvertrouwen op school, in de klas en ver daarbuiten:

Leerlingen vertoeven max. 36 uren per week achter de schoolbanken. Op verschillende gebieden wordt er veel van hen verwacht. Aan de ene kant zijn het de ouders die de lat hoog leggen en verwachten dat hun kind zowel goed is in rekenen als in taal, als in aardrijkskunde als in … . Eigenlijk moet hun kind gewoonweg goed scoren. Vooral met het oog op de toekomst. In veel gevallen om niet ten onder te doen aan de vrienden en familie!

Aan de andere kant verwacht de school van hen dat ze goed studeren (en dus hoge cijfers halen), zich zelf ontplooien op sociaal vlak, … en daarnaast moeten ze ook vaak lang hun best doen voordat ze ergens zichtbaar resultaat boeken. Leerlingen die slecht leren of niet voldoende, worden als lastig en lui beschouwd. Vandaag de dag worden ze beoordeeld en beloond op basis van hun prestaties en niet zozeer op hun inzet.

Als gevolg hiervan voelen ze zich niet goed in hun vel. Ze kunnen niet meer op een normale manier functioneren in de klas en ver daarbuiten. Ze willen wel, maar het lukt niet altijd.

Volgende probleemsituaties kunnen aan de grond liggen van het gebrek aan zelfvertrouwen:

 

-          overgewicht / ondergewicht

-          pesten

-          thuissituatie: ziekte ouders, scheiding, familieproblemen, overlijden, sociaal achtergesteld, …

 

Leerlingen nemen problemen van thuis mee naar school.

Eén op zestien < Shel Silvestein

 

Natuurkunde is niks voor mij

En van Muziek snap ik geen fluit,

Geschiedenis gaat mij voorbij

En met Scheikunde schei ik uit.

Techniek beheers ik voor geen moer

En Wiskunde is niet in tel.

Ook Frans zeg ik het liefst bonjour

En Aardrijkskunde is een hel.

Latijn is enkel ouwe koek,

Aan Kunstbeschouwing heb ik lak,

En Maatschappijleer is geen vak.

Bio is bepaald niet boeiend,

Handelskennis is een kwelling,

Gymnastiek is te vermoeiend,

Maar wel ben ik goed in Spelling!

 

4)     Ernstige gevolgen:

Het gebrek aan zelfvertrouwen kan lijden tot faalangst; letterlijk: bang zijn om te falen, te mislukken. Dit treedt op als men een prestatie moet leveren die kan mislukken en het wordt vaak versterkt door de ideeën hoe anderen over je denken en je beoordelen.

Faalangst heeft te maken met hoe je over jezelf denkt, met wat je moet

doen en hoe de omgeving daarop reageert.

 

Faalangst is niet altijd te merken omdat het vooral draait rond de gedachten en gevoelens van ‘het slachtoffer’. Ze worden vaak  overmand door de eigen ‘onzinnige en absolute gedachten. (bv. ik mag niet falen of fouten maken, falen is verschrikkelijk! Iedereen zal zich nu van mij afkeren.)

Ze hebben geen positief beeld van zichzelf en denken dat iedereen negatief over hen denkt. Toch zijn er waarneembare gedragingen die herkenbaar zijn zoals rustig en teruggetrokken gedrag, nerveus en onrustig gedrag, opvallend en clownesk gedrag, dichtklappen bij een vraag, overdreven lang studeren, negatieve uitspraken over zichzelf, onefficiënt en chaotisch werken tijdens overhoringen en toetsen enz. …

 

5)     Zelfvertrouwen ontwikkelt tijdens de opvoeding:

Het opvoeden van kinderen tot gelukkige zelfstandige mensen is de belangrijkste en moeilijkste opdracht die de opvoeders moeten volbrengen.

Aansporing is hierbij heel belangrijk; zonder die opbeurende commentaar, zou een kind het al snel opgeven.

Enerzijds blokkeren slechte cijfers, maar anderzijds voelen veel kinderen zich juist aangespoord door cijfers, omdat ze willen weten waar ze staan in de klasgemeenschap (competitie). Complimentjes moeten daarom gedifferentieerd gegeven worden.

 

 

Waarom moeten wij, als school, werken aan zelfvertrouwen bij jongeren?

 

Als een kind te veel kritiek krijgt, onvoldoende serieus genomen wordt en/of weinig of geen succeservaringen kent, moet het kind na verloop van tijd wel aan zichzelf gaan twijfelen. Dit is een natuurwet. Ieder kind is onzeker te maken en ieder kind kan men met zelfvertrouwen laten opgroeien. Het is helemaal afhankelijk van de benadering. Iedereen die te lang met te weinig respect benaderd en behandeld wordt, gaat aan zichzelf twijfelen. Kinderen moeten geaccepteerd worden door hun omgeving, vooral hun ouders en vrienden, zoals ze zijn en men moet niet proberen het te vormen naar je eigen ideeën. Alleen als kinderen zeker zijn van die liefde, kunnen ze zeker zijn van zichzelf. Een kind wil ook het gevoel hebben dat naar zijn eigen overtuigende argumenten geluisterd wordt en dat die serieus genomen worden.

Problemen met het zelfvertrouwen geven ook problemen voor het onderwijs; zowel op menselijk vlak (het is moeilijk om lijdzaam toe te kijken als een kind/jongere zich slecht in zijn vel voelt) als op onderwijs vlak. Het zelfvertrouwen heeft dus een rechtstreekse invloed op ontwikkeling van de leerling als een totale persoon. Om deze ontwikkeling zo volledig en breed mogelijk te helpen plaatsvinden heeft het ministerie hier vakgebonden en vakoverschrijdende eindtermen voor opgesteld.(*) Doordat de leerling zich niet goed in zijn vel voelt kan er niet voldaan worden aan een of meerdere van deze eindtermen en VOET (vooral sociale vaardigheden komen in het gedrang!)

 

(*) http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/secundair/1stegraad/index.htm

 

 

 

 

Waarom moeten we er nu aan werken?

 

Dit probleem stelt zich op verschillende vlakken en komt ook steeds meer en meer voor in onze school; het wordt tijd dat de oorzaken even uitgespit worden en orde op zaken wordt gesteld i.v.m. wie wat wanneer doet, zodat we deze leerlingen zo efficiënt mogelijk kunnen begeleiden.

 

Aanpak van het ontluikende probleem in onze school

 

1)     Structureel – organisatorisch:

 

-          Wie?

In onze school kunnen de lln. elk jaar gedurende het eerste trimester een persoonlijke vertrouwensleerkracht kiezen. En dus is het de taak van onze leerkrachten dat als ze merken dat een leerling problemen heeft (van welke aard dan ook)ze dit moeten melden aan die persoonlijke vertrouwensleerkracht van die leerling (een lijst met alle vertrouwensleerkrachten zal ter beschikking liggen op het secretariaat).Vervolgens kan die daar verder gehoor aan geven en de oorzaak van het probleem proberen te achterhalen. 

In het geval van een gebrek aan zelfvertrouwen is het belangrijk dat elke leerkracht verdere stappen onderneemt om dit gebrek te minimaliseren en te compenseren door volgende praktische tips toe te passen. (zie werkvormen.)

Naar mate de ernst van de zaak (oorzaak in het bijzonder) is het aangewezen om een 3de persoon in te lichten en verder stappen te ondernemen zoals naar het CLB stappen om een verdere behandeling en een eventuele assertiviteitstraining.

 

-          Wat?

IK (de leerkracht die iets opmerkt):

Als je opmerkt dat een leerling een probleem heeft dan bekijk je eerst de lijst met vertrouwensleerkrachten die ter inzage op het secretariaat bewaard ligt. Vervolgens spreek je de vertrouwensleerkracht in kwestie aan over de bevindingen.

 

VERTROUWENSLEERKRACHT:

Je probeert via een grondige observatie van en een gesprek(je) met deze leerling te achterhalen wat er nu precies aan de hand is. Dit alles verloopt via een hulpverleningsgesprek (zie cursus agogische vaardigheden)

In geval van een probleem met het zelfvertrouwen spreek je je collega’s terug aan met een duidelijke ‘uiteenzetting’ van de feiten (oorzaak, gevoelens van de leerling, …)

 

ELKE LEERKRACHT DIE BETROKKEN IS BIJ DEZE LEERLING:

Samen proberen jullie om enkele kleine didactische aanpassingen in te voeren om dit euvel van de baan te helpen. (zie werkvormen) Elke leerkracht moet in het achterhoofd houden dat  positief benaderen nooit genoeg of voldoende kan gebeuren. Elke stap heeft zijn waarde en is dus belangrijk!

 

-          Hoe?

Dit alles moet gebeuren onder 4 ogen in een klaslokaal dat niet al te ver van het lokaal is waar de leerling zich op dat moment bevindt. (Een te lange stille wandeling is hiervoor niet bevorderlijk) (Eventueel gevolgd door een verwijzingsgesprek als de oorzaak van het euvel te ernstig is)

-          Wanneer?

Het tijdstip waarop dit gesprek moet doorgaan, mag de vertrouwensleerkracht zelf beslissen eventueel in samenspraak met de leerling in kwestie. (Onder de middag, na school, voor school, …)

 

2)     Werkvormen

Een leerkracht is niet alleen een onderwijzer in wiskunde, taal, geschiedenis e.d., …

Een leerkracht is ook een opvoeder en rolmodel. Het is de taak van een leerkracht om leerlingen, naast het laten verwerven van kennis en vaardigheden van de verschillende vakken sociale competentie en attitudes bij te brengen. Zoals eerder vermeld, moet je een goed rolmodel zijn t.a.v. de leerlingen zowel in de klas, de schoolomgeving en daarbuiten. Vertoon gedrag dat overeenkomt met de waarden en normen die u (en de school) nastreeft.

Niemand mag vloeken, elkaar treiteren of slaan, je moet delen met elkaar en niet teveel gericht zijn op eigen belang, wees beleefd en steun elkaar. Dit zijn enkele doelen die je als leerkracht je leerlingen wil bijbrengen.

Leerlingen zijn unieke wezens die nood hebben aan een houvast en aan bevestiging.

Wanneer leerlingen niet geleerd hebben om verdraagzaam te zijn en aandacht te hebben voor iedereen, kan dit leiden tot pesterijen, uitsluiting uit de groep enz., … met  negatieve gedachten en eenzame traantjes als gevolg.

Als leerkracht kunnen we jongeren ondersteunen in hun groei naar meer zelfvertrouwen.

Je moet je leerlingen leren omgaan met teleurstellingen en problemen, de invloed van de buitenwereld en invloed van de groep. Want klassfeer, het belang van de sociale en emotionele ontwikkeling van elke leerling en veiligheid en zorg staan voorop.

De leerlingen stimuleren, empatisch luisteren, de leerling zoveel mogelijk wijzen op wat hij/zij goed kan, aandacht geven, de leerling aanspreken op zijn/haar gedrag en niet op zijn/haar persoon, … zijn enkele voorbeelden die leerlingen meer zelfvertrouwen geven.

Je kan ook je lessen aanpassen aan de behoeften en interesses van de leerlingen. Het is van uiterst belang de leerlingen taken en toetsen te geven die ze aankunnen. Differentiatie is hierbij een must. Betrek ze in de les met voorbeelden en situaties die ze meemaken, laat ze mee beslissen over lesonderwerpen en afspraken, ….

Het belangrijkste is dat je de leerling voldoende positief benaderd; zowel op een impliciete als een expliciete manier.

1) Impliciet: 

-          op een toets te benadrukken wat al wel goed was i.p.v. wat nog niet.

-          differentiatie naar moeilijkheidsgraad, tijd, …

-          tijdens de les al enkele keren positief reageren  bij de kleinste zaken

-          voorbereidingstijd geven bij de vragen die je stelt (eventueel schriftelijk) zodat iedereen een kans krijgt om correct te kunnen antwoorden.

-         

 

2) Expliciet:

                 - assertiviteitstraining.

                 - leefsleutelactiviteiten (energizers)

                 - Bv een les over pesten waar het onderwerp zelfvertrouwen wordt aangehaald

 

 

(Voor enkele volledig uitgewerkte voorbeelden zie bijlage)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Documentatie

 

 

Bronnen:

1.

  • Handboek positief opvoeden: Hoe u het beste uit uw kinderen haalt, Ciel Heintz, Het Spectrum, Utrecht

 

2.

  • Opvoeden tot zelfbewuste kinderen, Helga Gürtler, Deltas, Aartselaar

 

3.

Gedichten:

            * De dichter is een tovenaar, Jan Van Coillie, uitgeverij Averbode, uitgave 2000

            * cursus Godsdienst 3de middelbaar (1999 - 2000)

            * eigen werk

 

4.

  • Brochure faalangst (CLB)

5.

  • Leefsleutels

6.

  • De Eerste Lijn: De leerkrachten wijzen de weg: 2. Faalangst, 10. Straffen en belonen, 15. Leerlingenbegeleiding, 16. Meisjes – Jongens, 20. Communicatie, Klasse Extra (brochure 2003)

7.

  • Angst voor het oordeel, Klasse voor Leerkrachten 37, september 1993, p. 4-5

8.

  • Positieve modellen, Klasse voor Leerkrachten 100, december 1999, p. 6

9.

  • Lijst van de vakgebonden en vakoverschrijdende eindtermen.

 

Sites:

- http://www.opvoedingstelefoon.be/start.php?pagina=artikels

- http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/secundair/1stegraad/index.htm

 

 


 


Bijlagen

 

1)      Leefsleutels

 

Leefsleutels ontwikkelt programma's die jongeren kansen bieden tot zelfontplooiing, organiseert hiervoor vormingen en begeleidt scholen en leerkrachten bij de implementatie.

Het leefsleutelprogramma is in de eerste plaats een preventieprogramma dat zich richt tot jongeren tussen 12 en 14 jaar. Het heeft drie grote doelstellingen:

·         het trainen van sociale vaardigheden

·         het verbeteren van relaties

·         de promotie van een gezonde levensstijl

Het thema ‘Vertrouwen in jezelf’ is uitgewerkt in 7 lessen. Dit thema toont de leerlingen aan zich goed te voelen door ze de verantwoordelijkheid te geven iets te doen voor anderen of iets te doen dat ze goed kunnen.

 

 

 

 

·         Praktische lessen:  (zie leefsleutels)

 

Les 1: Weten waar je goed in bent

Doelen:

·         De lln. kunnen goede eigenschappen en karaktertrekken van zichzelf omschrijven.

·         De lln. kunnen enkele persoonlijke prestaties opnoemen.

·         De lln. kunnen aantonen hoe een succeservaring het zelfvertrouwen versterkt en tonen waardering voor de eigen prestaties en die van anderen.

 

Les 2: Goed gedaan

Doelen:

·         De lln. geven aan welke eigenschappen, talenten en vaardigheden ze bewonderen in anderen.

·         De lln. zeggen elkaar wat ze bij elkaar waarderen.

·         De lln. ervaren dat het geven en ontvangen van waardering invloed heeft op het zelfvertrouwen.

 

Les 3: Kapitein op je eigen schip

Doelen:

·         De lln. begrijpen het begrip ‘verantwoordelijkheid’

·         De lln. benoemen waarvoor ze wel of net niet verantwoordelijk zijn.

·         De lln. weten wat de mogelijkheden en beperkingen zijn van hun verantwoordelijkheid en zien in dat ouder worden meer verantwoordelijkheden met zich meebrengt.

·         De lln. werken samen.

·         De lln. evalueren de gemaakte afspraken uit het begin van het schooljaar en maken indien nodig nieuwe afspraken.

 

Les 4: Mijn kruk met 3 poten

Doelen:

·         De lln. benoemen de poten van de kruk en leggen het beeld uit.

·         De lln. tonen met een voorbeeld aan dat het ontbreken van een poot het zelfvertrouwen kan doen wankelen.

Les 5: Wat houdt je tegen?

Doelen:

·         De lln. leggen het verband tussen groeiend zelfvertrouwen en zichzelf onderschatten of overschatten.

·         De lln. moedigen medeleerlingen en zichzelf aan doorpositieve gedachten over een situatie te bedenken.

 

Les 6: Help, ik heb stress!

Doelen:

·         De lln. omschrijven het begrip ‘stress’ en noemen verschillende uitingen van stress op.

·         De lln. leggen uit hoe ze de mate waarin ze stress ervaren, kunnen beïnvloeden.

·         De lln. ervaren het aandeel van zelfvertrouwen in het omgaan met stress.

 

Les 7: Evaluatie

Doelen:

·         De lln. bespreken het observatieblad, ingevuld door de vakleerkrachten.

·         De lln. trekken hun conclusies uit de resultaten van de observatiebladen.

·         De lln. bespreken en evalueren  de afspraken gemaakt tijdens de beginlessen.

·         De lln. steken in hun ‘rugzak’ de dingen die ze leerden en meenemen uit dit thema.

 

2)      Artikels

De eerste lijn: de leerkrachten wijzen de weg


http://pdf.klasse.be/KVL/KVL145/del_2004.pdf

                       

Angst voor het oordeel


Leerlingen presteren onder de dreiging van het oordeel op school ondermaats en lopen een achterstand op. Hierdoor krijgen ze het moeilijker dan hun leeftijdgenoten zonder angst. Er is een wisselwerking tussen angst en presteren. Voor de enen is de druk van een uitdaging een aansporing tot perfectie. Voor de anderen is dat een signaal om te vluchten. Ze voelen zich al bij voorbaat mislukt. Deze negatieve invloed groeit met de tijd.

Ouders geven faalangst door aan hun kinderen. Zowat 15% van de totale bevolking lijdt onder faalangst. De betrokkenen wijzen in de helft van de gevallen hun moeder aan als faalangstig en in een kwart hun vader. Ouders zijn vooral bezorgd om wat er gebeurt als hun kind op school faalt en geen diploma behaalt of een trap lager moet zakken.

Bang van de school

In onze prestatiemaatschappij komt faalangst op bij het begin van elke schoolfase, vooral in het eerste leerjaar van de grote school. Recent onderzoek van Herman Brutsaert (RUG) in 1993 bij 3000 zesdejaars basisonderwijs in honderd scholen van verschillende netten geeft voor het eerst (opvallende!) cijfers voor Vlaanderen.

Van de zesdeklassers voelt 40% zich 's morgens zenuwachtig om naar school te gaan, ook als er geen toetsen zijn (33% soms, 7% heel vaak). In de klas voelt meer dan de helft zich gespannen (48% soms, 7% heel vaak). Voor een toets is zowat iedereen zenuwachtig: 56% soms en 31% heel vaak.

Van specifieke faalangst heeft één op de vijf heel vaak last. Zij weten bij een toets dingen niet meer die ze voordien goed kenden, 70% heeft dat soms en slechts 10% zegt dat nooit aan de hand te hebben. Meer dan 40% van de zesdeklassers is zodanig zenuwachtig dat ze helemaal niet meer kunnen studeren (35% soms, 7% heel vaak).

Hartkloppingen

In het secundair onderwijs neemt faalangst nog toe. Van de Vlaamse 12- tot 15-jarigen ervaren 40 tot 70% angst als ze hun naam horen afroepen, naar het bord moeten komen of proefwerken moeten maken. Ze hebben dan last van hartkloppingen en spanning. Ze willen zelfs wegkruipen. Sociaal pedagoog Ard Nieuwenbroek zegt dat in het secundair onderwijs minstens één leerling op de zeven sterk onder zijn niveau presteert door irreële faalangst.

Volgens onderzoek van Eric Depreeuw (KUL) zou het faalangstniveau in het technisch onderwijs hoger liggen dan in het algemeen vormend. Van de hogeschool- of universiteitsstudenten heeft bijna 20% ernstige problemen met faalangst.

Iedere leerkracht heeft te maken met faalangstige leerlingen in zijn klas. Als hij ze niet tijdig herkent en erkent dreigt hun schoolloopbaan te mislukken. Leraars kunnen vaak zonder dat ze het weten faalangst stimuleren of wegnemen. Therapie en medicatie voor de leerlingen net voor het examen helpen niet echt. Faalangst moet al in het begin van het schooljaar worden aangepakt. Speciale trainingen leren de leerlingen nu omgaan met faalangst. Bij 80% van de extreem faalangstigen ontstaat daardoor een blijvende verbetering. Maar er helemaal van genezen is uitzonderlijk. De angst voor het oordeel blijft veel leerlingen verlammen.

 

Een blik in de keuken

De positieve modellen


«Als Klasse een schriftelijke Cursus Zelfverdediging was, dan zou het me verduidelijken hoe ik zelfvertrouwen kan vinden om empathisch te zijn en geduldig assertief te worden», vertelt Bavo Wouters (rechts, redacteur Klasse voor Jongeren). Hij is onderwijzer en werkt sinds dit schooljaar voor de jongereneditie van Klasse. Hij volgt er Jan Van den Bossche op, die onder andere via de Koning Boudewijnstichting al veel ervaring had met leerlingenparticipatie. Daar wil Klasse voor Jongeren immers toe bijdragen: dat de leerlingen goed geïnformeerd zijn over opvoeding en onderwijs, dat ze uitgedaagd worden om hun verantwoordelijkheid te nemen, dat ze een extra stimulans krijgen voor meer inzet, inzicht en engagement.

«Een goede leerlingenraad kan daarvoor een begin zijn, maar participatie gaat veel verder», zegt Veerle Devos (links, eindredacteur Klasse voor Jongeren). «We willen de jongeren veel positieve modellen tonen van inzet, betrokkenheid, openheid, tolerantie enz. Door de horizontale verbanden met de publicaties voor ouders en leerkrachten, leren we leerlingen ook hun deel van het werk opnemen. Niet alle problemen kunnen op de rug van de ouders, de leerkrachten of de maatschappij worden geschoven. Eerlijke communicatie is het sleutelwoord. Dat is niet altijd gemakkelijk, maar betrokkenheid is nog altijd de beste preventie. Betrokken leerlingen haken op elk vlak minder snel af.» Op de foto ontbreekt voorlopig een derde kop, die van de redactiesecretaris die Leen Mortier komt vervangen. Op zijn bureau belanden o.a. de vele reacties van de jongeren zelf. Klasse voor Jongeren is bedoeld voor de leerlingen tweede en derde graad secundair onderwijs. Scholen die het blad wensen, kunnen er zich voor inschrijven. 85 procent van de scholen doet mee, goed voor een maandelijkse oplage van 212.000 exemplaren. «Na de storm die bij het verschijnen opstak, zijn er alleen maar scholen bijgekomen», zegt Veerle. «Veel scholen vinden het een creatieve ondersteuning en werken heel actief met het blad, ook in TSO en BSO. We houden ook sterk rekening met de feedback die we krijgen. Zo willen de jongeren wel verrast en uitgedaagd worden, maar ze vragen ook houvast en structuur in het blad. We maken het trouwens samen met een twintigkoppige jongerenredactie uit heel het land. Met die Rendiergroep proberen we een bijzonder gewei-gevoel te creëren. Dat begint vruchten af te werpen.»

 

 

3)      Enquête welbevinden

 

ENQUETE

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Beste,

 

Wij vinden het belangrijk te weten hoe jij je voelt op onze school. Daarom deze enquête.

 


Omcirkel wat voor jou past. Bij “omdat” mag je (het moet niet) de reden schrijven waarom je je zo voelt.

Hoe voel ik me?

Op school

heel goed 4

Goed  15

minder goed 2

slecht

Omdat:

 

In de refter

heel goed  4

Goed  10

minder goed 2

slecht

Omdat: 5 niet – in-eters

 

Op de speelplaats

heel goed  8                                    

Goed  12

minder goed  1

slecht

Omdat:

 

Bij mijn klasgenoten

heel goed  10

Goed  10

minder goed  1

slecht

Omdat:

 

In de lessen

heel goed  1

Goed 15

minder goed  5

slecht

Omdat:

 

Op weg naar school

heel goed  4

Goed  14

minder goed  1

Slecht  2

Omdat:

 

Thuis

heel goed  8

Goed  11

minder goed  2

slecht

Omdat:

 

Zet een kruisje als je akkoord gaat met de volgende uitspraken:

 

Ik voel me aanvaard

21

Ik voel me uitgesloten

 

Mijn mening telt

21

Niemand luistert naar mij

 

Iedereen hoort erbij

17

Er zijn kliekjes

4

We maken plezier

19

Er wordt gepest

2

 

 

Ik word gepest

 

Ik kan goed mee

21

Het gaat te vlug

 

Het is boeiend

19

Het is saai

2

We werken mee

18

We letten niet goed op

3

De sfeer is aangenaam in de les

19

Er is teveel lawaai

2

De leerkrachten vallen mee

18

Ik heb het moeilijk met sommige leerkrachten

3

 

 

Ik ken de school regels

18

Ik ken de schoolregels niet goed

3

 

 

Ik weet bij wie ik terecht kan

Ja

Nee

                                        Als ik me ziek voel op school         

20

1

Als ik problemen heb met een vak

19

2

Als ik persoonlijke problemen heb

18

3

Als ik me niet goed voel in de klasgroep

17

4

 

Vul aan (mag maar moet niet):

Ik heb het moeilijk met:

Omcirkel:

Ik wil graag praten met:

Titularis      vakleerkracht        leerlingenbegeleider        CLB  1          niemand 20

 


4)      eigen praktijkvoorbeelden

¬     Les Nederlands: Toets zn.

9) Onderlijn alle zn. in volgend gedicht.(niet in de titel)

 

                                                Een dichter                          Johanna Kruit

 

Een dichter is een tovenaar:

hij tovert woorden bij elkaar

die zo tezamen komen

als beelden doen in dromen.

 

Een dichter is een taalatleet

die alle woorden die hij weet

zo aan elkaar kan rijgen

dat jij ervan gaat zwijgen.

 

Een dichter is een virtuoos:

van elke bloem maakt hij een roos

zijn woorden staan te dringen

om maar te mogen zingen.

 

Een dichter is een vreemd persoon.

Maar verder is hij heel gewoon.                         11  /15

Knap je hebt alle zelfstandige naamwoorden gevonden!!

Let wel op: Een = lidwoord.

 

¬     Les Frans: werkblaadjes i.v.m. gezondheid.

Doorheen de inleiding van de les leren de leerlingen elkaar beter kennen a.h.v. persoonlijke vraagjes over gezondheid, sportbezigheden en eetgewoonten. Hierna wordt door de leerkracht ook verder ingegaan op de inbreng van de leerlingen.

¬     Les Engels:

A. werkblaadjes i.v.m. vakantiebezigheden en filmvoorkeur.

 

De les wordt opgebouwd vanuit de zomeractiviteiten van de leerlingen; Iedereen komt aan beurt en vertelt over wat hij/zij het liefst doet tijdens de zomer. Hun zelfvertrouwen wordt opgewekt, omdat ieder een deeltje inbrengt bij de les en het gevoel krijgt dat hij/zij ook beluisterd wordt.

 

B. contractwerk op de meervouden.

 

Er zijn ‘moetjes’ en ‘magjes’ die de leerlingen elk op hun tempo kunnen en mogen maken. Er wordt een datum afgesproken om de oefeningen in te leveren.

 

¬     Les Geschiedenis: zelfstandig werk over de feodaliteit.

De leerlingen werken volledig zelfstandig aan een opdracht die bij de aanvang van de les gegeven wordt. Ze worden uitgedaagd om zelf als trouwe ridders van Karel De Grote meer te ontdekken over zijn leven en zijn rijk. In de werkblaadjes staan alle materialen aangegeven die ter beschikking staan om hen te helpen. In de eerste plaats moeten ze beroep doen op elkaar en pas als ze er samen niet uitkomen, mogen ze raad vragen aan de leerkracht.