Katholieke Hogeschool Kempen – Departement Lerarenopleiding Vorselaar –

Opleiding Leraar Secundair Onderwijs – Groep 1

Lepelstraat 2 – B 2290 Vorselaar –

Tel +32 (0)14 50 81 60  - Fax +32 (0)14 50 81 61  - E-mail: [email protected]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Respectvolle schoolDraaiboek

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Namen: Gerd Gios, Dorien De Wit, Ellen Van Hoof

Groep: 3ILSOa

 

Docent: Leo Jaspers

 

 

Inhoud

 

 

 

                     leerkracht naar leerlingen toe :

 

 

1.    Respect voor jongeren en hun leefomgeving (cultuur…).

2.    Respect voor jongeren en hun geaardheid.

3.    Respect voor jongeren met een handicap.

4.    Respect voor allochtone jongeren.

5.    Respect voor kansarme jongeren.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


                                                                                                                                      


 

 

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 

 

 

 

Respectvolle school

 

1

 

Respect tussen leerlingen onderling

 

 

en

 

 

Respect van leerkracht naar leerlingen toe


Wat?

 

Respect voor jongeren is ruim! En dat willen we onze leerlingen ook zeer consequent aanbrengen door middel van het verborgen leerplan. Maar is dit verborgen leerplan wel voldoende? Weten jongeren na 6 jaar op de schoolbanken wat wij hen willen meegeven, zonder het steeds luidop te zeggen? Natuurlijk hopen wij van wel. Alle leerkrachten en leerlingen kunnen  er samen naar streven om respect te hebben voor elkaar.

 

Dit deeltje van het draaiboek helpt ons wanneer we als werknemer van de school merken dat er geen respect meer is. Dit kunnen we opmerken door verschillende dingen:

 

 

Daarom reiken we de mensen die leven en werken binnen deze schoolgemeenschap een helpende hand toe, hoe kunnen we leerlingen en leerkrachten motiveren tot: 

 

1.     Respect voor jongeren en hun leefomgeving (cultuur…).

2.     Respect voor jongeren en hun geaardheid.

3.     Respect voor jongeren met een handicap.

4.     Respect voor allochtone jongeren.

5.     Respect voor kansarme jongeren.

 

Het is aan jou als leerkracht om uit te maken welk deel er effectief van toepassing is. Bij elk punt staan er enkele oefeningen. We vragen de gebruiker van die oefeningen om hiermee soepel om te gaan en indien nodig zelf alternatieven te zoeken. Ook is het niet makkelijk om al deze oefeningen te laten verlopen zoals beschreven. De reacties van de leerlingen kunnen zeer uiteenlopend en zeer onverwacht zijn.  Wanneer je werkt met de aangegeven oefeningen is het belangrijk dat je je er zelf goed bij voelt, maar je moet ook kijken naar de klassituatie. De oefeningen moeten veilig en aantrekkelijk zijn, bovendien moeten de leerlingen er het ‘hunne’ kunnen uithalen. Dit is niet altijd makkelijk.

 

Natuurlijk kan je als leerkracht ook spontaan het initiatief nemen om preventief rond respect te werken. Dit juichen wij alleen maar toe!

 

Wie gebruikt deze oefeningen?

 

Op het prikbord achteraan in het leerkrachtenlokaal wordt er onder het themablad respect een plaats opengelaten voor de mensen die werken met het draaiboek respect. Het doel van het prikbord is om de communicatie tussen de leerkrachten eenduidig en duidelijk te houden. Je houdt elkaar op de hoogte, je vermijdt misverstanden en je kan elkaar steeds verdere uitleg vragen.

 

Hoe ga je te werk?

 

 

Waarom (nu)?

 

Respect hebben voor elkaar is een basis om vreedzaam samen te leven. We vinden het heel belangrijk om onze leerlingen deze boodschap mee te geven. De samenleving is enorm verschillend. Soms hebben mensen angst voor deze verschillen, angst voor het onbekende. We vinden het een taak van onze school om de leerlingen te laten proeven van het anders zijn en willen hen dit leren waarderen en ervaren als een meerwaarde in hun leven. Het leren kennen van mensen die anders zijn, die een andere leefwereld en achtergrond hebben, kan een meerwaarde bieden aan je eigen leven.

Bovendien is respect een voorwaarde om jezelf goed te voelen. Respect van anderen voor jezelf en respect van jezelf voor anderen. Dit is iets van alle tijden en geen hedendaags fenomeen!

 

Gekaderd in het project van de school

 

Een school is een leefomgeving. Zonder respect kan je niet leven! In onze school worden de jongeren door middel van het verborgen leerplan al heel wat meegegeven. Dit draaiboek helpt ons bij de verdere uitwerking bij situaties waar we zelf niet onmiddellijk een antwoord op kunnen geven.

 

 

De meeste van deze oefeningen kunnen ook preventief in de lessen ingeschakeld worden. Het is aan de vakleerkrachten om te beslissen of hij vakoverschrijdend werkt (burgerzin). De directie kan ook beslissen om een preventieve projectdag te organiseren.
1. Respect voor jongeren en hun leefomgeving

 

Wat

 

Wanneer we ons jongerenpubliek zien dan kunnen we spreken van enorme verschillen qua leefomgeving. Voor we verder gaan met dit subthema staan we even stil, wat verstaan we onder leefomgeving?

 

 

Al deze jongeren, ongeacht hun leefomgeving verdienen respect. Daar willen wij in dit subthema aan werken. Het leren respect opbrengen voor de anderen en zich leren inleven in de anderen!

 

Waarom (nu)?

 

Je kan als leerkracht preventief werken rond dit thema, maar je kan ook inspringen als je ziet dat er problemen zijn.  Ook moet je jezelf als leerkracht goed voelen binnen een klas vooraleer je rond dit thema gaat werken. Indien er mogelijkheden zijn dan kan je steeds je collega’s om hulp vragen.

 

Wat gaan we doen?

 

Samen met de leerlingen gaan we praten en werken rond verschillende leefomgevingen en respect hiervoor.  Het thema respect voor elkaar en de leefomgeving kan impliciet aan bod komen tijdens alle vakken (zie oefeningsvoorbeeld 4)! Het verborgen leerplan heerst niet over 1 lesje. Wanneer je expliciet aan dit thema wil werken door oefeningen, dan verwijzen we je verder naar de volgende paragraaf! Dit gebeurt dikwijls wanneer  je het opgevallen is dat het respect tussen de jongeren  zoek is. Het is belangrijk dat je een oefening neemt waar je jezelf goed bij voelt.

 

OEFENINGEN!

 

1. Wat betekent respect voor mij?

ή     Laat de jongeren op een papiertje individueel noteren wat respect voor hen betekent. Stop de papiertjes in een doos. Haal de reacties van de leerlingen ιιn voor ιιn uit de doos en bespreek deze.

ή      Laat de jongeren in groepjes brainstormen over het woord respect. Geef hen een groot blad en vraag  ze hun gevoelens bij het woord respect te noteren. Vraag welke groep zijn blad wil bespreken.

ή     Laat de jongeren iets creatiefs maken rond respect (toneel/gedicht/tekening/ …). Laat hen dit voorstellen. Bespreek wat zij voelden tijdens de oefening. Bij de voorstelling van het andere groepje, bij hun eigen voorstelling. Zijn er dingen waar zij nog niet aan gedacht hadden, wat ook met respect te maken kan hebben…

ή     Speel met de leerlingen het spel: ‘Ik ga op reis en ik neem mee…’ en vervang de zin door ‘Ik heb respect en dat betekent voor mij…’. Hier kom je op een ludieke manier veel van elkaar te weten. Je kan deze oefening gebruiken als afsluiter na een klasgesprek. Elke jongere kan een woord toevoegen dat hij/ zij belangrijk vindt.

 

 2.  Respect in de maatschappij, media.

ή     Hoe stelt men het omgaan met respect voor in onze maatschappij? De begeleider vraagt op voorhand aan de jongeren om een tijdschrift of een krant mee te brengen. In groepjes worden de tijdschriften en kranten uitgepluist. Je kan zelf bepalen naar wat de jongeren juist zoeken. Zoeken zij naar positieve elementen in verband met respect (bv. 1 december, wereld aids dag) of zoeken zij naar negatieve elementen in verband met respect (bv. mishandeling van kinderen). Het element ‘respect’ of ‘geen respect’ en de gevolgen daarvan worden besproken aan de hand van de voorbeelden in de maatschappij. Hoe voelen de leerlingen zich, wat hebben zij ontdekt in verband met zichzelf en de media en maatschappij, …

 

3. Respect voor andere culturen.

ή     Het is leuk wanneer andere culturen op een positieve manier in de kijker komen te staan. Daarom kan je als leerkracht misschien het initiatief nemen om je leerlingen laten kennis te maken met de andere cultuur aan de hand van een typisch feest / lekkere maaltijd / … De jongeren zijn op deze manier bezig met het leren kennen van een andere cultuur en zichzelf integreren in de cultuur. Je kan eventueel een leerling uit je klas laten vertellen over zijn cultuur, maar het is ook leuk om zelf eens wat op te zoeken van de andere… Een bespreking achteraf kan gaan over de leuke dingen, minder leuke dingen die de jongeren ervaren hebben, vergelijking met hun eigen cultuur, … Het aangename wordt aan het nuttige gekoppeld.

 

4. Respect en mijn vak…

Deze laatste oefening is mogelijk wanneer je impliciet, tijdens je vak, een boodschap wil overbrengen.

ή     Wiskunde: bv. Het onderwerp van de les is vergelijkingen.

§         Rijk – Arm

§         Oppervlakte woning en aantal gezinsleden

§         Inkomsten – Uitgaven

·         Inkomsten: geen (bv. illigalen) / uitkering (ziekte / werkloosheid) / klein loon / groot loon / vakantiejob / …

·         Uitgaven: voeding / kleding / huis / medicatie / …

ή     Biologie: verschillende onderwerpen

§         erfelijkheid (ziekte / uiterlijk / …)

§         verslavingen

§         oorzaken ziekten, stress, depressie, …

ή     Taalvakken

§         Respect voor talen (Engels, Nederlands, Frans, …)

§         Communicatie (leerlingen op een respectvolle manier leren communiceren…)

ή     Geschiedenis

§         Andere culturen

§         Andere voorgeschiedenis van mensen

§         …

ή     …

 

 

 

 

 

 

 


2. Respect voor jongeren en hun geaardheid

 

Wat

 

Tegenwoordig beschouwen westerse landen homoseksualiteit als een deel van iemands identiteit. We moeten er dan ook alle respect voor kunnen opbrengen. De vraag waarom iemand holebi is wordt vaak ervaren als een discriminerende vraag. Het is belangrijk dat jongeren leren dat holibi zijn geen verklaring nodig heeft, net zoals hetero zijn ook gewoon is…

 

Waarom (nu)

 

De laatste jaren is er veel veranderd voor holebi’s. Sommige mensen durven zelfs beweren dat de emancipatiestrijd gestreden is. Waarom is er nog nood aan sensibilisatie op school?

De norm in de samenleving is nog steeds heteroseksueel. We menen dat het onderwijs de plek bij uitstek is om de heteroseksuele norm te bevragen en te bespreken, om attitudes bij te stellen en stereotypen te doorbreken.

 

Holebiseksualiteit staat impliciet vermeld in VOETEN:

Gezondheidseducatie, tweede graad, thema relaties en seksualiteit:

. Leerlingen kunnen omgaan met vriendschap, verliefdheid, seksuele identiteit, seksuele gevoelens.

Gezondheidseducatie, derde graad, thema zorgethiek:

. Leerlingen tonen respect voor zichzelf en anderen zoals personen met andere geaardheid, uit andere etnische groepen, uit andere culturen en met andere denkwijzen en overtuigingen.

 

Wat gaan we doen?

 

In de school hangen er steeds enkele affiches van de vereniging: “wel jong, niet hetero”. Op deze manier willen we de jongeren bewust maken dat er ook holibi jongeren zijn EN dat daar niets mis mee is! Ook worden er elk jaar preventief brochures uitgedeeld van de organisatie “wel jong, niet hetero” en de leerlingen worden verplicht om dit mee naar huis te nemen!

 

Wanneer je rond het thema gaat werken is belangrijk om je eerst goed te informeren. Enkele interessante websites:

 

 

 

 

Het is ook een verrijking wanneer er een mogelijkheid is om iemand de begeleiding te laten doen die echt voeling heeft met dit thema. Een leerkracht met ervaring hieromtrent.  Dit brengt het thema ‘echter’ en dichter bij de leerlingen.

 

OEFENINGEN

 

1. Associatie-oefeningen

ή     Toon de leerlingen enkele foto’s van een holebihuwelijk, twee jongens die kussen, twee meisjes die kussen, een holebikoppel met een kind, een foto van de Belgian Lesbian and Gay Pride. Vertel hierbij waarover de foto’s gaan. Hang ze aan bord en geef de foto’s een nummer.  De leerlingen mogen een of meerdere foto’s uitkiezen en opschrijven waar zij aan denken bij het zien van de foto’s. Daarna mogen de leerlingen vertellen wat ze opschreven (als ze dit willen). Er volgt er een kringgesprek. Hier is het belangrijk om de ervaringen en gevoelens van jongeren te bespreken.

ή     Vooroordelen? Verdeel de klas in groepjes en geef elke groep vijf foto’s. Geef elke groep ook vijf omschrijvingen[2]. De leerlingen moeten de juiste omschrijving bij de juiste foto leggen. De leerlingen moeten bij deze oefeningen proberen te bepalen of de mensen op de foto’s heteroseksueel of holibi’s zijn. Als iedereen klaar is worden de antwoorden besproken, hieruit volgt een gesprek. De jongeren zullen de kapper op de foto al snel associλren als homo, wat niet waar is. Het gesprek dat gaat kan gaan over de vorming van vooroordelen, het gevoel over holibi’s, …

(Bron oefeningen:  www.holibifederatie.be)

 

2. Inleefoefening

ή      Leerlingen krijgen een brief[3] voorgelegd van een jongeren die naar een tijdschrift schrijft (joepie, fancy, flair, …) om te vragen wat hij/zij moet doen met zijn/haar seksuele geaardheid, holibi zijn. De jongeren moeten hierop proberen te antwoorden in finctie als vertrouwenspersoon.. Op deze manier moeten de jongeren zich echt inleven in de rol van de holibi jongere. Op deze manier krijg je een verdraaide wereld. Een klasgesprek hierbij is noodzakelijk! Hoe voel je je bij deze inleefoefening, op wat heb je gereageerd, hoe zou je zelf reageren, …

 


3. Respect voor jongeren met een handicap

 

Wat

 

Jongeren met een handicap integreren in het huidige secundaire onderwijssysteem.

 

Wat verstaan we onder een situatie die we een  handicapsituatie kunnen noemen?

 

 

Waarom (nu)?

 

Het is belangrijk om mensen met een handicap de mogelijkheid te geven om deel te nemen aan lessen in het secundaire onderwijs. We willen hen integreren in onze  klassen en hen de nodige onderwijskansen geven. We begrijpen dat deze integratie soms moeilijkheden brengt. Jongeren met een handicap hebben mogelijk andere noden als de ‘doorsnee’ jongeren en de gevraagde vaardigheden zijn niet steeds vanzelfsprekend voor een jongeren met een handicap. Daarom werkten wij, in ons draaiboek respect, een korte fase uit die kan helpen tot het beter integreren en respecteren van de leerling met handicap binnen een klas.

We vinden het  belangrijk dat je als verantwoordelijke de tijd neemt en in achting houdt dat  alle jongeren anders zijn en anders reageren. Het is dus een taak van de verantwoordelijke om hiermee (indien mogelijk op voorhand) rekening mee te houden.

 

Het is voor de andere jongeren niet vanzelfsprekend dat de jongere met een handicap meer tijd krijgt voor zijn/haar examen of taken. Ook de inhoud van de lessen is voor de jongere met een handicap soms aangepast. We verwijzen hier naar vakken zoals fysica, biologie, lichamelijke opvoeding, … Hier worden meer proeven uitgevoerd en het is voor de anderen jongeren niet altijd vanzelfsprekend dat de leerling met een handicap een proef  niet moet uitvoeren.

 

Het is een toenemende trend om jongeren met een handicap te integreren in het huidige onderwijs. De levenskwaliteit van de jongeren staat in de school hoog in het vaandel. Ook voor jongeren met een handicap willen wij, op een respectvolle manier, een hoge onderwijskwaliteit bieden.

 

Wat gaan we doen?

 

De voorzieningen en infrastructuur van de school worden niet besproken in dit draaiboek. Het gaat vooral over de menselijke integratie en het respect van jongeren voor de persoon met handicap.

 

 

Concreet:

 

A. Wanneer er een nieuwe jongere met een handicap ingeschreven wordt in de school.

 

1. De klastitularis neemt  contact op met de jongere en de ouders na de inschrijving in school. Dit gebeurt aan de hand van een telefoongesprek. Wat is het doel van dit gesprek?

ή     De titularis legt  uit wat zijn/ haar taak is.

ή     Je vraagt een verkennend gesprek met de jonger en eventueel met de ouders.

ή     Je spreekt plaats (indien mogelijk in school) en tijd af met de jongere en eventueel de ouders.

2. Samen met de jongere ( en de ouders, naargelang de behoefte van de leerling) wordt er beslist of de medeleerlingen worden ingelicht over de handicap JA/NEEN?

 

JA

ή     Er wordt samen met de jongere besproken of hij/zij dit zelf doet of dat de klastitularis dit doet.

ή     Er worden enkele mogelijkheden[4] besproken, hoe kunnen we je handicap op een begrijpbare manier naar je medeleerlingen brengen?

ή     Er wordt besproken wanneer deze ‘inlichting’ aan de medeleerlingen gebeurd. Dit gebeurd meestal tijdens de eerste kennismakingsdag. Deze dag wordt door de klastitularis begeleid en dat biedt de mogelijkheid om het thema aan te brengen.

ή     Er wordt besproken wat de jongere verwacht van het schooljaar. (Afsluiten in een vooruitdenkende sfeer, je wil samen met de jongere dit schooljaar verder gaan!)

 

NEEN

ή     Als de handicap visueel niet zichtbaar is, dan is dit geen probleem. Dan moeten enkel de collega’s op de hoogte zijn van de eventuele moeilijkheden. Als de handicap wel zichtbaar is dan kan de titularis de jongere met handicap inlichten over de eventuele nieuwsgierigheid van de medeleerlingen. (De jongere met handicap zal dit waarschijnlijk al wel ervaren hebben in andere situaties!) Belangrijk is hierbij dat de jongere met een handicap weet dat hij/ zij steeds op de beslissing kan terugkomen en bij jou kan vragen om er toch even over te spreken in de klas. 

 

B. Wanneer er een jongere  een handicap krijgt tijdens het schooljaar.

 

Er is een verschil. De jongere is fysisch ‘veranderd’ voor zijn medeleerlingen en voor zichzelf. Meestal gebeurt dit soort situaties niet gepland. Als school is het belangrijk dat er een vertrouwenspersoon van de jongere contact opneemt met de jongere. Dit hoeft niet noodzakelijk de klastitularis te zijn. Belangrijk is dat de leerkracht een goede band heeft met de jongere.

 

1. De vertrouwenspersoon neemt  contact op met de jongere. Dit gebeurt aan de hand van een telefoongesprek. Wat is het doel van dit gesprek?

ή     De vertrouwenspersoon legt  uit wat zijn/ haar taak is.

ή     Je vraagt een verkennend gesprek met de jongere en eventueel met de  ouders.

ή     Je spreekt plaats (indien mogelijk in school) en tijd af met de jongere en eventueel de ouders.

2. Samen met de jongere ( en de ouders, naargelang de behoefte van de jongere) wordt er beslist of de medeleerlingen verder  worden ingelicht over de handicap JA/NEEN? In deze situatie hebben de klasgenoten de jongere met een handicap ook anders gekend. Ze hebben de verandering mee doorgemaakt.

 

JA

ή     Er wordt samen met de jongere besproken of hij/zij dit zelf doet of dat de vertrouwenspersoon dit doet.

ή     Er worden enkele mogelijkheden[5] besproken, hoe kunnen we je handicap op een begrijpbare manier naar je medeleerlingen brengen?

ή     Er wordt besproken wanneer deze ‘inlichting’ aan de medeleerlingen gebeurd. Hier heeft de jongere de vrije keuze. De school past zich aan. Ook mag de jongere een begeleidende leerkracht kiezen. Deze wordt even vervangen als hij/zij op dat moment anders les mag geven in een andere klas. Het is belangrijk dat alle betrokken leerkrachten op de hoogte gebracht worden door de vertrouwenspersoon. Dit is zijn verantwoordelijkheid.

ή     Er wordt besproken wat de jongere verder verwacht van het schooljaar en hoe hij/zij het verder wil samen met zijn/haar klasgenoten.

NEEN

ή     Als de handicap visueel niet zichtbaar is, dan is dit geen probleem. Dan moeten de medeleerlingen niet verder ingelicht worden, enkel de collega’s moeten op de hoogte zijn van de eventuele moeilijkheden. Als de handicap wel zichtbaar is dan kan de vertrouwenspersoon de jongere met een  handicap inlichten over de eventuele nieuwsgierigheid van de medeleerlingen. Belangrijk is hierbij dat de jongere met een  handicap weet dat hij/ zij steeds op de beslissing kan terugkomen en jou hiervoor mag/kan aanspreken.

 

OEFENINGEN!

 

Deze oefeningen kunnen uitgevoerd worden bij situatie A en B.

 

1. Leef jezelf in.

ή     Bekijk met welke problemen de jongeren met een handicap soms te maken krijgt. Probeer deze te simuleren. Dit kan met zeer veel handicaps.

Bv. Een visueel probleem: Geef de jongere een doek voor de ogen en simuleer enkele dingen uit het dagelijkse leven: tv-kijken, afwassen, les volgen, … Jongeren kunnen dan ervaren hoe het is om met die handicap (eventjes) te leven. Bespreek achteraf met de jongeren wat zij voelden, hoe zij de opdracht ondervonden, wat waren stoorzenders, wat kan helpen om het je makkelijker te maken, … Vooral het gevoel en het mee naar oplossingen zoeken kan jongeren helpen om zich in te leven! Laat zeker de jongere met een handicap (indien hij/zij dit wenst) ook zijn verhaal doen. Wat stoort hem thuis, in de klas… Wat kunnen zijn/ haar klasgenoten doen om het makkelijker te maken…

 

Oefening vooral voor situatie B, bij een zeer groot vertrouwensgevoel in de klas ook mogelijk voor situatie A:

 

2. Vertel eens wat je weet.

ή     Jongeren weten soms zeer weinig over een handicap. Laat hen vertellen wat ze weten aan de hand van een klasgesprek. Laat de jongere met een handicap eventuele foute ‘weetjes’ verbeteren. Op deze manier worden de leerlingen ingelicht over de handicap op een vrij ‘speelse’ manier. Bovendien mogen zij even nieuwsgierig zijn. Bespreek deze oefening achteraf grondig. Wat vond de jongere met een handicap ervan? Vond hij/zij dit moeilijk? Wat vonden de klasgenoten ervan? Hebben zij iets opgestoken? Begrijpen zij hun medeleerling nu beter?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4. Respect voor allochtone jongeren

 

Elk mens heeft recht op respect. Het is dan ook logisch dat je respect hebt voor de religie van de allochtone leerlingen in je klas. Het opbrengen van respect voor andere godsdiensten betekent dan ook dat je de waarden en normen van die godsdiensten dient te respecteren. Een maatschappij is vooral afgestemd op de meerderheid. Voor minderheidsgroepen in onze samenleving is het vaak moeilijk om hun eigen godsdienst te onderhouden. Ook de verplichtingen die daarbij komen kijken zijn moeilijk na te komen. Zo kunnen bijvoorbeeld Islamieten veel verplichtingen niet nakomen: op tijd bidden en de  vieringen van hun religieuze feesten.

Het is daarom belangrijk om als leerkracht rekening te houden met de verschillende culturen en de daarbij behorende feesten en rituelen van kinderen in de klas. Hoe hou je daar rekening mee als leerkracht?

 

Allochtone leerlingen

 

- Het zijn overwegend taalarme kinderen.

- Ze hebben vaak geen begeleiding of steun van hun ouders.

- De ouders van allochtone leerlingen kennen meer armoede. Een laag gezinsinkomen, een slechte huisvesting en een gebrekkige arbeidssituatie.

- Ze hebben te maken met discriminatie.

- Ze hebben een andere moedertaal.

- Ze hebben een onzekere toekomst.

- De gezinnen kennen een ander rollen- en opvoedingspatroon. 

 

 

Het is belangrijk dat deze leerlingen:

 

- Het Nederlands goed beheersen.

- Een schoolattitude bezitten of verkrijgen.

- Genoeg ondersteund en begeleid worden.

- Echt aanvaard worden op school en in de klas. 

 

Hoe werk je aan respect?

 

- Werk  aan een vertrouwensrelatie.

- Probeer je in te leven in hun leefomstandigheden.

- Toon interesse in de leerlingen.

- Steun je leerlingen door begrip te tonen.

- Discrimineer niet en laat leerlingen dat ook niet doen.

- Laat de leerlingen merken dat je iets afweet van hun cultuur.

- Zorg voor goed contact tussen jou en de ouders.

- Sta open voor rituelen van andere culturen.

 

 

De belangrijkste taak van het onderwijs bestaat onder andere uit jonge mensen voor te bereiden op het functioneren in onze samenleving. Als het mislukt in de schoolbanken, is er voor deze leerlingen veel verloren. Bovendien is het onderwijs voor iedereen onmisbaar. Vaak leiden cultuurverschillen tot misverstanden, en zo tot onbegrip, afwijzing, irritaties en andere nare gevoelens. Het zijn echter niet zozeer de cultuurverschillen die problemen veroorzaken.

De oorzaak van de ervaren problemen dienen we vooral te zoeken in de onbekendheid met die andere cultuur. Je kan pas begrip opbrengen voor andere culturen als je inzicht hebt in die culturen. In het dagelijks leven merken we helaas weinig of geen veranderingen in de problematiek van de huidige samenleving. Er zijn nog veel problemen in het samenleven tussen mensen en dus ook leerlingen van diverse etnische herkomst.

 

 

Ouderparticipatie

 

Ouders zijn ontzettend belangrijk bij het schoolgebeuren van hun kinderen. De allochtone ouders weten te weinig op het gebied van scholing. Ze kunnen hun kinderen aanmoedigen en motiveren tot goede schoolregels. Daarom moeten ze betrokken worden bij het schoolgebeuren. Er dient wel rekening gehouden te worden met hun achtergrondsituatie, hun beperkte kijk op het onderwijs. Om te komen tot hun participatie, dient er stapsgewijs gewerkt te worden. De volgende elementen zijn belangrijk bij het werken met allochtone ouders:

 

- Vertrouwensband.

- Ouders betrekken bij de school.

- Communicatie met de ouders.

- Ouders vertrouwd maken met de school.

- Persoonlijk contact.

 

Daar waar geen ervaringen en dus geen contacten zijn met allochtone ouders, komt het er in het begin vooral op aan om elkaar beter te leren kennen. Het is voor de leerkracht belangrijk om de ouders en het thuismilieu van de leerlingen te leren kennen. Maar het is ook voor de ouders belangrijk en boeiend om de leerkrachten van hun kinderen beter te leren kennen. Als eerste stap kan de school een ouderavond organiseren die gericht is op de allochtone ouders. Dit soort  ouderavonden is een doel op  zich,  maar is met name bedoeld om de ouders in contact te brengen met de school. 

Doelstellingen van zo’n ouderavond is het leren kennen van de school, de leerkrachten en hoe de school te werk gaat. Tevens kun je op een ouderavond de ouders informatie geven zodat ook zij hun kinderen kunnen begeleiden bij hun schoolloopbaan. Ook is het van belang dat de ouders de weg kunnen vinden naar de school. En zich daar op hun gemak voelen. Ten slotte kunnen de leerkrachten op zo’n avond de ouders beter leren kennen. 

 

 

Belangrijk bij het les geven

 

- Geef vertrouwen.

- Maak tijd voor de leerlingen.

- Heb respect voor de persoonlijkheid van de leerlingen en de ouders.

- Begin een les vanuit de beginsituatie van de leerlingen.

- Heb geen vooroordelen.

- Laat hen merken dat je iets afweet van hun cultuur.

- Houd rekening met bepaalde gebruiken uit een cultuur (vb. voedingregels ) bij bepaalde activiteiten.

5. Respect voor kansarme jongeren.

 

Vanuit armenverenigingen getuigde men dat er nog steeds veel uitsluitingen zijn van de leerlingen van arme ouders. Zij worden uitgesloten omdat zij goedkopere produkten en kleding kopen. Indien zij een schoolwerk moeten maken, moeten zij gebruik maken van de computer van de Bibliotheek om opzoekingen te doen op Internet ( max. 30 min. ter beschikking ). Zij kunnen tientallen voorbeelden citeren.

De kinderen mogen niet uitgesloten worden ( Kinderrechten!) maar dit gebeurt nu toch zodat er concentraties gebeuren van leerlingen met ouders in armoede. De rechten van het kind moeten gerespecteerd worden

 

Kansarmoede
Kansbevorderend werk op school roept allereerst een omschrijving op van 'kansarmoede'.
Kansarmoede is een duurzame toestand waarbij mensen beknot worden in hun kansen om voldoende deel te hebben aan maatschappelijk hooggewaardeerde goederen zoals onderwijs, arbeid en huisvesting. In het onderwijs zitten vooral mensen uit de middenklasse, daarom is belangrijk om een extra inspanning te doen om ons te kunnen inleven in de samenleving van kansarme kinderen.
Armoede heeft zes selectiecriteria:
- het maandinkomen van het gezin,
- de opleiding van de ouders,
- de ontwikkeling van de kinderen,
- de arbeidssituatie van de ouders,
- de huisvesting
- en de gezondheid.
Wanneer een gezin aan drie of meer criteria negatief beantwoordt, wordt het als kansarm beschouwd.

De vier w's van kansarmoede - welzijn, wonen, werken en weten - hebben een grote invloed op elkaar. Wanneer je weinig weet vind je moeilijk werk. Wanneer je goed werk vindt voelen we ons goed in ons vel. Wanneer je een goed werk hebt kan men goed wonen en wanneer men goed kan wonen hebben we een goed welzijn. We kunnen dus concluderen dat deze vier w's een onderling verband hebben.

 

Signalen onderkennen
Hoe kan men de signalen herkennen dat de ouders financiλle problemen hebben?
Men zou hier eigenlijk reeds alert moeten kunnen zijn bij het inschrijven van de leerlingen. De instap van een leerling in een nieuwe school is enorm belangrijk. Als het onthaal op een vriendelijke manier gebeurt, kan bv. na een rondleiding in de school gepraat worden over de verwachtingen van de leerlingen en de ouders. Het is wenselijk om dit door een bekwaam personeelslid te laten doen en niet enkel administratief te benaderen. Dit kost uiteraard veel tijd en een grote luisterbereidheid. Het best is dit te laten doen door een gespecialiseerde leraar of een aangeduide vertrouwenspersoon.



Beleid
Ook het beleid van de Vlaamse regering is een essentiλle randvoorwaarde. Over de kosteloosheid van het onderwijs werd reeds vele jaren geleden beslist, maar nu kunnen scholen geld vragen voor bepaalde activiteiten als ze het maar signaleren aan de ouders. Het onderwijsbudget slorpt een groot deel van het Vlaamse Budget op, maar is niet groter dan in de ons omliggende landen. De kostprijs voor de ouders stijgt echter wel spectaculair..

Oudercomitι's
Oudercomitι's zouden een weerspiegeling moeten zijn van alle segmenten van de ouders, maar dit is vaak niet het geval. Hier ligt een taak voor Verenigingen waar Armen het Woord nemen om via een vertegenwoordiger in de oudercomitιs de belangen van deze mensen te verwoorden. Bepaalde scholen ontkennen dat er armoede voorkomt in hun school omdat dit het “peil” van hun school zou doen dalen...


Financieel beleid van de school
De vraag kan niet ontweken worden van het nut van bepaalde uitstappen zoals bosklassen,sneeuwklassen, klasfoto’s, enz.
Aangezien dit niet behoort tot het basispakket van een school zou de beslissingen of dit al dan niet kan, genomen moeten worden in overleg met het oudercomitι. Het heeft voordelen dat iedereen hieraan kan deelnemen; het bevordert de groepsgeest in de schoolgemeenschap

 

 

De beleving van kansenongelijkheid op school

 

…als leerkracht
In de eerste plaats spelen de belevingskernen van de leerkrachten, hoe zij ermee omgaan, een belangrijke rol. Dat gaat van bezorgdheid tot medelijden, vooroordelen en onwetendheid, engagement en twijfels, machteloosheid en irritatie, leeggezogen, zich onbegrepen voelen, succes ervaren en hoopvol zijn voor de toekomst.
Wie als leerkracht met kansarme gezinnen te maken krijgt, voelt zich veelal onmachtig. Het probleem wordt

erkend, maar vaak overheerst een gevoel van berusting en aanvaarding. Een gevoel van het wel willen helpen maar het niet weten hoe. Ook van irritatie en woede is soms sprake.

 

... als kind
Het allerbelangrijkste zijn de belevingskernen van de kinderen. Zij hebben een schaamte- en minderwaardigheidsgevoel, gebrek aan zelfvertrouwen, ze voelen zich opstandig, ze willen de moed opgeven, vragen aandacht en compenseren dat met een stoer gedrag, sluiten zich af van de buitenwereld, hebben een vreemd gevoel…
De moeilijke momenten op school voor de kinderen die in armoede leven zijn o.a. de periode na een vakantie, excursies, voor een vakantie want ze voelen zich veilig op school niet thuis. Dan worden zij immers nog eens heel specifiek met hun ‘anders zijn’ geconfronteerd.

 

 

Actie

Werken aan meer welbevinden en betrokkenheid zijn enkele mogelijkheden tot actie om kansarmoede op school te beperken. In relatie tot de pijnpunten zijn dit: de eerste schooldagen, geldophalingsmomenten, drink- en eetmomenten, schoolspeelplaats, momenten waarbij taal een rol speelt, een vriend kiezen, conflictsituatie, schoolzwemmen, verjaardagen, schoolfeesten, feesten, vermoeidheidspieken, abonnementen, materiaal meebrengen van thuis, uitstappen, huiswerk, de leerinhouden, afspraken, briefwisseling met ouders, contactmomenten, landing op school na een weekend, een vakantieperiode.

Heel belangrijk is de teamgeest tussen ouders en leerkrachten. Dit kan men eventueel bekomen wanneer de ouders hun kinderen inschrijven bij het begin van het nieuwe schooljaar.De leerkrachten moeten zich op het niveau van de ouders zetten door b.v. hun woordkeuze te veranderen, gebruikmaken van dialect.

Werken aan meer welbevinden

Veel ontwikkelingsdynamiek bij kinderen gaat verloren als ze gebukt gaan onder emotioneel belastende ervaringen. Het doel van onze tussenkomsten zal dan ook moeten zijn: kansarme kinderen die gebukt gaan onder gevoelens van onbehagen, onzekerheid, onrust, bedreiging en verwarring, zelfverwerping, te helpen evolueren naar een minimaal niveau van emotioneel welzijn.
Cruciaal daarbij is proberen het probleem te begrijpen. We moeten als het ware in de huid van het kind, de ouder kruipen om ons zo intens mogelijk te realiseren wat ze eigenlijk doormaken, om voeling te krijgen met hoe de wereld er voor hen uitziet. Dat empathiseren is vaak niet zo voor de hand liggend. Kansarmen die problemen hebben, bezorgen ons als leerkracht immers heel wat kopzorgen. De overstap in je denken van 'dit zijn moeilijke kinderen!' naar 'deze kinderen hebben het moeilijk' is, als je er middenin zit, niet altijd gemakkelijk te maken.
Het vraagt van ons dat we even klankbord zijn en voelen wat de ander voelt. Wie die 'verplaatsing' in de ander over het hoofd ziet, blijft onwetend en zal niet adequaat kunnen reageren.

 Werken aan meer betrokkenheid

Het op zoek gaan naar diι tussenkomsten die de ontwikkeling van kansarmen vleugels geven, vormt voor ons een speciale uitdaging. Opnieuw moeten we ons in hen verplaatsen om te achterhalen wat de activitieten voor hen betekenen, wat zij al dan niet boeiend vinden. Die meer cognitieve empathie is ook nodig om te achterhalen welke factoren belemmerend of juist stimulerend zijn voor de betrokkenheid.

Omdat we kansarmen laten ervaren 'iemand is bekommerd om mij, er draagt iemand zorg voor mij', ontwikkelen die kinderen vertrouwen. Door het zelf ervaren hebben van zorg, bekommernis, verbondenheid, worden die kinderen innerlijk krachtiger. We kunnen dus echt wel heel veel doen. Maar ook als we soms beperkt zijn in het wegnemen van de draaglast, omdat we bijvoorbeeld niets kunnen veranderen aan de thuissituatie, kunnen we extra investeren in het ontwikkelen van een grotere draagkracht. Daardoor kunnen ze beter om met hun frustraties en zullen ze later ook meer zorg kunnen geven aan anderen (eigenlijk investeren we nu reeds in de opvoeding van hun kinderen).

Nog andere maatregelen kunnen het welbevinden en de betrokkenheid meer kansen geven, meer bepaald denken we dan aan:
- een gedragscode voor het financiλle aspect (vanuit de school de situatie juist proberen in te schatten, communiceren over geldzaken, een financieel beleid voeren op niveau van de school);
- een gedragscode voor het communicatieve aspect (werken aan de dialoog, armen inschakelen in ouderverenigingen);
- de inspanningen bundelen (kansarmoede is een zaak van het volledige schoolteam, een beroep doen op schoolondersteunende diensten, een onderwijsbeleid dat rekening houdt met armen);
- een basishouding van openheid, verbondenheid en engagement.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 1

 

 

DRAAIBOEK  RESPECT

 

Leerkracht:            ______________________________________________

Klas:                     ______________________________________________

Datum:                  ______________________________________________

 

…………………………………………………………………………………………………

 

DRAAIBOEK  RESPECT

 

Leerkracht:            ______________________________________________

Klas:                     ______________________________________________

Datum:                  ______________________________________________

 

…………………………………………………………………………………………………

 

DRAAIBOEK  RESPECT

 

Leerkracht:            ______________________________________________

Klas:                     ______________________________________________

Datum:                  ______________________________________________

 

…………………………………………………………………………………………………

 

DRAAIBOEK  RESPECT

 

Leerkracht:            ______________________________________________

Klas:                     ______________________________________________

Datum:                  ______________________________________________

 

…………………………………………………………………………………………………


bijlage 2

 

1. Ik ben een vrouw van 32. Sinds een half jaar ben ik getrouwd. Mijn dochtertje is 13 maanden oud en heet Elze. Ik werk als zelfstandige. Tien jaar geleden opende ik een plantenzaak, die ondertussen gekend is in de streek. Mijn hobby’s zijn fotografie en reizen. Vooral Aziatische bestemmingen boeien me heel erg. Af en toe stel ik mijn foto’s tentoon. Erg bekend zijn mijn werken niet, maar dat geeft niks. Dat is ook niet mijn ambitie.

 

Een lesbienne die getrouwd is en een dochtertje heef t .

 

2. Mijn naam is Erik. Ik ben geboren in Mariakerke maar woon sinds enkele jaren in het hartje van Brussel. Ik ben 40 jaar oud en alleenstaand. Ik nam op mijn 25ste de kapperszaak van een goede vriend over. Ik heb veel klanten en doe mijn werk graag. Ik werk lange dagen. Meestal start ik ’s morgens om 9u en kan ik pas naar huis om 19u. Dat vind ik niet erg. Als ik thuis kom, wacht mijn rottweiler Kristof me op. Uitgaan doe ik wel graag, maar het komt er niet zo vaak van omdat ik meestal te moe ben op vrijdagavond. Het weekend reserveer ik voor familiebezoeken en voor mezelf.

 

Erik is een heteroseksuele man die wel enkele relaties achter de rug heef t maar nu sinds kort weer alleen is.

 

3. Ik ben Marie en ik woon in Woluwe. Mijn partner is vorig jaar overleden. Ik doe veel vrijwilligerswerk, vooral bij de dierenbescherming. Ik heb een leuk huis met een grote tuin. Daarin hou ik allerlei dieren zoals geiten, kippen en eenden. Ik heb nooit buitenshuis gewerkt. Mijn partner wel. Ik had genoeg om handen in het huishouden. Ik ga vaak op bezoek bij vriendinnen en familie, dan ben ik nooit alleen.

 

Een heteroseksuele, iets oudere vrouw .

 

4. Ik heb momenteel een eigen televisieshow. Ik ben Amerikaanse en actrice. De sitcom waar ik vooral bekend mee ben geworden, werd in Amerika van het scherm gehaald. Mijn sponsors

hebben zich teruggetrokken na ιιn bepaalde aflevering. Ik heb lange tijd een relatie gehad met iemand die ook bekend is en acteert, maar dat is nu voorbij. Ik sta vooral bekend als iemand die veel ratelt en verward spreekt. Mensen vinden dit vaak wel grappig.

 

Ellen Degeneres, een openlijk lesbische actrice. Haar sitcom ‘Ellen’ werd van het scherm verbannen na een aflevering waarin ze haar coming-out deed. Haar sponsors lieten haar in de steek.

 

5. Hoi, ik ben Tina en ik deel een huis met enkele goede vriendinnen. Ik ben al even afgestudeerd maar zoek momenteel naar een job. Ik ben single. Ik ga vaak en graag shoppen met vriendinnen. Vooral kleren kopen vind ik leuk en ik ben verslaafd aan nieuwe schoenen. Ik ga dikwijls babysitten bij de buren, om wat bij te verdienen.

 

Een heteroseksuele jonge vrouw .

 

6. Mijn naam is Peter. Ik ben een echt fuifbeest! Er gaat geen weekend voorbij zonder dat ik in de discotheek volledig uit de bol ga op de dansvloer. Ik vind het enorm plezant om met vrienden af te spreken, eerst een hapje te gaan eten en daarna op stap te gaan. Ik weet niet wat ik zonder mijn vrienden zou moeten doen. Ik kleed me graag goed en soms ook wat opvallend. Ik vind zelf dat ik wel redelijk goed kan dansen. Mijn vrienden zeggen me dat toch.

 

Een jonge homo.

 

7. Hallo, mijn naam is Bruno en ik ben 38. Ik werk voltijds als reclamemaker bij een groot bedrijf. Die job vraagt veel verantwoordelijkheid, maar ik doe het graag. Ik moet veel vergaderen, waardoor ik niet veel vrije tijd over hou. Ik ben erg sportief. Elke week ga ik fitnessen en meestal ga ik meerdere keren per week zwemmen. Ik woon al 9 jaar samen. Ik heb twee grote zonen: Jan is 15 en Simon 12.

 

Bruno is een homo die vroeger getrouwd was met een vrouw en samen met haar twee kinderen heef t. Nu heef t hij een relatie met een man en voeden ze samen de twee kinderen op.


bijlage 3

 

1. brief van Marcel aan Lieve Lita

 

Marcel de Koning is een scholier uit Kortrijk en smoorverliefd op een jongen van school. Hij kon er met niemand over praten en zocht het adres van Lieve Lita op.

 

Lieve Lita,

 

Ik ben een jongen van vijftien jaar en zit met een groot probleem. Ik zit in het vijfde jaar Handel en ben verliefd geworden op een jongen op mijn school. Ik durf het niet tegen hem te zeggen. Ik ben bang dat ze me er op school om weg zuIlen pesten.

Thuis durf ik er ook niet over te praten, mijn vader heeft het steeds maar over vuile flikkers.

Laatst was er een programma op de TV over holebi- jongeren en toen zei hij ook nog dat hij het verschrikkelijk zou vinden als een van zijn kinderen ook zo was. Met mijn zusjes durf ik er ook niet over te praten, ze zitten me toch altijd te pesten. Op school gaat het ook slecht, ik moet steeds aan die jongen denken. Wat moet ik doen, is er misschien een medicijn om beter te worden?

 

Marcel

 

2. brief van Fatima aan Lieve Lita

 

Fatima Bouslimane is een meisje uit Berchem. Zij merkt dat haar vriendinnen steeds meer met

jongens omgaan, maar voelt daar zelf niets voor. Ze voelt zich steeds ongemakkelijker en ver telde uiteindelijk haar verhaal aan Lieve Lita.

 

Lieve Lita,

Ik ben een meisje van veertien jaar en ik zit op school. Ik heb veel vriendinnen, zowel Nederlandse als uit mijn eigen cultuur. Het is te gek om met ze uit te gaan, te kletsen en van alles samen te doen. Maar de laatste tijd worden ze steeds meer jongensgek. We doen steeds minder samen. Ik haat dat geklit aan die jongens, alsof mijn vriendinnen niet meer zonder ze kunnen! Daar baal ik van. Ik ga daarom steeds minder vaak uit. Ik voel me anders en soms ook wel alleen. Is dat normaal? Ik heb ergens gelezen dat als je jongens niet leuk vindt, dat je dan misschien homoseksueel of lesbisch kan zijn. Maar in onze cultuur bestaat dat volgens mij niet. Begrijp me goed, ik vind jongens soms wel aardig, maar ik wil er eigenlijk voorlopig nog niet te veel mee omgaan en zeker niet mee vrijen. Ik zou wel eens willen weten wat anderen hiervan vinden. Thuis durf ik er niet over te praten. Maar het houdt me ontzettend bezig, ik zit er zo vaak over te piekeren. Op school maak ik soms geοrriteerde opmerkingen en dan zie ik mijn vriendinnen denken: wat is er met haar aan de hand? Wat is er met me aan de hand? Moet ik niet zo zeiken en me gewoon aanpassen of zijn mijn vriendinnen een beetje verkeerd bezig? Ken je meer meiden die zich zo voelen?

 

Fatima

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Respectvolle school

 

 

2

 

 

Respect voor milieu en de schoolomgeving.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wat?

 

Respect voor milieu en de schoolomgeving kan alleen maar bereikt worden door een degelijk beleid.  Voor we met een project beginnen  moeten we rekening houden wat we aan milieuzorg en respect in de schoolomgeving willen en kunnen doen. 

 

Ten eerste heeft een school de opdracht om te werken aan vakoverschrijdende eindtermen, ιιn daarvan is milieueducatie.  We werken aan deze eindterm (en ook aan anderen zoals leren leren, burgerzin, gezondheidseducatie, sociale vaardigheden ιn muzische vorming) te vaak in ons eigen vak en worden vaak nog tι oppervlakkig behandeld.  Binnen een les kunnen leerkracht en leerling goede intenties hebben, toch proberen we met ‘respectvolle school’ de grenzen te verleggen naar een milieubeleid en respect voor de omgeving zowel binnen als buiten het belsignaal.

 

Ten tweede kan de school ook zelf veel voordelen aan dit respect beleven.  Zo kan er bespaard worden op energie, water, papier en andere grondstoffen en er is dan ook minder afval.   De schoolomgeving zal door het aanhalen van milieuzorg dan ook sowieso meer respect opeisen, want bijvoorbeeld het aanbrengen van graffiti, sluikstorten, vandalisme zijn allemaal een vorm van geen respect voor het milieu.

 

Ten derde vernieuwt een school met dit beleid ook haar pedagogische aanpak.  Alle leerkrachten moeten die milieueducatie zoveel mogelijk in hun lessen betrekken.  Hoe? Wel daar vind je meer van onder het puntje aanpak

 

Het van belang leerlingen te sensibiliseren voor meer respect, ook als er geen leerkracht of oppas aanwezig is.  Als ze buiten school gaan eten, de schooldag gedaan is… Respect voor milieu kan ook buiten de schoolomgeving.

 

 

 

Waarom (nu) ?

 

Jongeren zijn de toekomst en het is dan ook nodig om in het heden ze al te laten proeven van de problematiek die geen respect voor milieu en de omgeving meebrengt.  Een meer leefbare school en groene school zal ook hun verantwoordelijkheidsgevoel aanspreken.  Als we nu al met de jongeren aan milieubeleid doen, zal het voor hen ook makkelijker zijn om dat in hun verdere leven te doen.

 

Nog een andere reden voor de school zelf is op lange termijn besparen.  De centjes groeien niet aan de bomen en als men uitspaart door ‘groener’ te worden, kan er in verschillende andere nuttige dingen geοnvesteerd worden.

 

 

 

 

Gekaderd in het project van de school?

 

School zelf kan een project opstarten en er is een andere optie, namelijk het MOS (milieuzorg op school)  Een eigen project moet ten eerste nog ontwikkeld worden terwijl het MOS al een tevoren ontwikkeld project is en ook inbreng van de school zelf mogelijk is.  Ook kunnen er erkende labels verdiend worden.

Zelfs met het project MOS is er een grote samenwerking van leerkrachten, directie, schoolpersoneel ιn leerlingen nodig.

 

 

 

Aanpak

 

 

Wie?

 

De hele school

 

 

 

 

 

 

 

 

Wat?

 

Als school wordt er dikwijls geopteerd voor het project MOS, dit is een project van de departementen Onderwijs en Leefmilieu van de Vlaamse Gemeenschap dat samenwerkt met de Provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie.  Er kan contact opgenomen worden met een MOS-begeleider uit de streek.

 

We proberen de interesse van jongeren voor milieuzorg op te wekken door hen actief bij een milieuzorgproject te betrekken en hen tot actie aan te zetten.  Interessante uitdagingen voor hen zijn de spanningsvelden tussen economie en milieu, tussen globaal en lokaal en tussen individu en maatschappij aan te pakken.  Milieuzorg moet dus positief aangepakt worden en niet wat er allemaal misloopt moet bekeken worden.  Het aanleren van milieuzorg zal van passief in een les naar actief in de school en daarbuiten evolueren.  Dit met campagnes en affiches op school, creatieve opdrachten, themadagen of gewoon simpelweg in een les.

 

Er zijn enkele aandachtsvelden namelijk afvalpreventie, water, energie, verkeer, groenvoorziening, keuken&kantine en materialen).  Deze moeten niet allemaal in ιιn jaar behandeld worden.  Naargelang het succes en de aandachtspunten van de school zelf kan er gekozen worden en op deze thema’s toegespitst worden.  Het is ook aan te raden om de eerste jaren niet tι veel hooi op de vork te nemen.  Er kan een MOS-praktijkboek aan de provinciale MOS-begeleider aangevraagd worden.

 

 

Hoe?

 

Inleeffase

stap 1 : aanstellen van een milieuwerkgroep (leerkrachten, leerlingen, e.a.)
stap 2 : milieu-audit & keuze van aandachtsveld(en)
stap 3 : interne & externe inleefmomenten

Doefase

stap 4 : inventarisatie van de milieusituatie
stap 5 : opsporen van knelpunten & bepalen van maatregelen
stap 6 : invoeren van de gekozen maatregel(en)

Evaluatiefase

stap 7 : tussentijds meten en registreren
stap 8 : beoordeling en terugkoppeling
stap 9 : indienen van het logodossier

(bron: http://www.milieueducatie.be/mos/SECUNDAIR/stappenplan.htm )

 

Enkele aanvullende voorbeelden hoe leerkrachten ook nog aan de vakoverschrijdende eindtermen kunnen werken.  In bijna alle lessen kan dit geοntegreerd worden, bv. Fysica en wiskunde: berekenen van waterverbruik, energiekosten berekenen…

 

Papierbesparing door papier dubbelzijdig laten af te drukken, bij computers en printers waarschuwingen plaatsen voor onnodig printen, meer elektronische brieven doorgeven…

 

We moeten opletten dat er genoeg ideeλn van de leerlingen zelf komen, maar leerkrachten mogen natuurlijk ook goede voorstellen doen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Wanneer?

Als men het logo van groene school wil behalen moet men dit jaar de nodige aanvragen met het MOS onderhouden.  De data veranderen elke jaar die te volgen zijn op de website.

 

voor 01/11/05 : het deelnameformulier
voor 15/12/05 : rapport 1 (planning)
voor 15/05/06 : rapport 2 (werking en realisaties)
 

 

Het is natuurlijk aan te raden om zo snel mogelijk in of voor een schooljaar met het project te starten.  Hopelijk gebeurt milieuzorg ook buiten het schooljaar.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bronnen

 

 

Internet

 

http://www.vub.ac.be

http://www.handicap.nl

http://www.kimbols.be

http://home.tiscali.be/hetreddendgebaar/

http://www.klasse.be

http://www.holebifederatie.be

http://www.hsmarnix.nl

www.caleidoscoop.be

http://sos.welzijn.net

www.milieueducatie.be

http://www.milieuzorgopschool.be
http://www.ovam.be/jahia/do/pid/197

 

 

Boeken

 

MOS foldertjes, 'Nogal wiedes!'  en  'Gaat er een lichtje branden?'

MOSterd, nr. 4, december 2004

 

 



[1]  Zie bijlage 1: Formulier respect draaiboek, kopieerblad!

[2]  Omschrijvingen: zie bijlage 2

[3]   Brief: zie bijlage 3

[4] Zie verder, oefeningen!

[5] Zie verder, oefeningen!