Naam: Bert Brockx
Wouter Hermans
Koen Ott
Klas: 3 ILSO A
Vak: Agogie
2.1 Verschillende mogelijkheden
2.3 Praktische uitwerking ( een
aantal voorbeelden)
10.1 Hoe kunnen we de leerstijlen van
een leerling ontdekken?
10.3 Nagaan welke leerstijl een
leerling heeft.
10.3.1 Een
korte leerstijlentest.
We besteden aandacht aan de leerstijlen in onze school, omdat we uitgaan van een gedifferentieerde aanpak op maat van de leerlingen. Zodat elke leerling met zijn specifieke eigenschappen aangesproken wordt tijdens de les. Op deze manier is het mogelijk om ervoor te zorgen dat leerlingen die op een verschillende manier leren, allen aangesproken worden. We besteden in dit werk aandacht aan de verschillende leerstijlen volgens Kolb en Vermunt. Bij Kolb zijn dit de doener, de denker, de dromer, de beslisser. Vermunt noemt deze leerstijlen betekenisgericht, toepassingsgericht, reproductiegericht en ongericht. We proberen in dit draaiboek de nadruk te leggen op een creatieve en praktische aanpak, zodat we dit als toekomstig leerkrachten gemakkelijk kunnen toepassen in onze lessen. We kijken naar de verschillende soorten aanpak als der is de preventieve en de curatieve aanpak.
Verplaats je in de gelukkige persoon die voor zijn verjaardag een digitaal horloge cadeau krijgt. Gemakkelijk zijn ze niet met al die verschillende knopjes. Hoe gaat iemand met zijn nieuwe cadeau om? In de praktijk wordt duidelijk dat dat sterk zal kunnen verschillen. Persoon A. leest de handleiding heel zorgvuldig, markeert belangrijke gedeeltes en pas als alles helemaal duidelijk is geworden, wordt het horloge ingesteld. Persoon B doet dat heel anders. Hij probeert alle knopjes uit en hoopt er uiteindelijk door ‘trial-and-error’ uit te komen. Persoon C herinnert zich dat zij jaren geleden eens een digitale wekker heeft gehad en zij probeert zich ter herinneren wat zij toen heeft gedaan en tracht vervolgens vanuit die ervaring het horloge zo goed mogelijk in te stellen.
Voor ‘horloge’ kunnen vele andere gebruiksvoorwerpen worden ingevuld, bijvoorbeeld de videorecorder. Een ander aardig voorbeeld is het wat ingewikkelder recept. Hoe pakken mensen dat aan? Er zullen er zijn die eerst systematisch alle ingrediënten bij elkaar zoeken, deze gaan snijden, hakken etc. alvorens verder te gaan. Anderen beginnen te werken en merken tijdens de rit dat er van alles en nog wat ‘tussen’ komt.
Deze voorbeelden maken duidelijk dat mensen op verschillende manieren leren, op verschillende manieren met taken omgaan.
Voor leerlingen is dat uiteraard niet anders.
Er zijn leerlingen die een stukje stof eerst graag netjes uitgelegd willen
hebben, er vervolgens mee willen oefenen en het dan in de praktijk willen
toepassen. Anderen zoeken de dingen liever zelf uit om al denkend, pratend en
samenwerkend zelf tot de theorie te komen.
Leraren kunnen hun voordeel doen bij het begrijpen van de leerstijl van
studenten. Ze kunnen de leerstof zo aanbieden dat de leerling of trainee er
iets mee kan. Een beslisser wil vooral het praktische nut begrijpen van de
leerstof die hij krijgt aangeboden. Een denker vraagt om intellectuele
uitdagingen: wat is het verband van de leerstof met de kennis die hij al heeft?
De doener wil graag in het diepe springen van een praktische opdracht en houdt
van experimenteren in bijvoorbeeld rollenspellen. De bezinner hoort of ziet
graag verschillende visies op een probleem.
Soorten aanpak
Aangezien we kunnen omgaan met leerstijlen op 2 verschillende manieren. Preventief en curatief is het best te starten met de preventieve manier.
De preventieve aanpak van de verschillende leerstijlen kan al starten vooraleer het schooljaar begint. Het zou mogelijk zijn om de leerlingen een leerstijlentest te laten ondergaan bij de inschrijving of het samenstellen van de klassen te baseren op de ervaringen van de voorgaande jaren. Op deze manier heeft de leerkracht al bij de start van het schooljaar een zicht op het leergedrag van de klas. Het is voor hem dan ook mogelijk om preventiever te werk te gaan. Hierdoor kan hij zijn lessen afstemmen op de klasgroep. Voor tips over het afstemmen op de leerstijl van de personen, zie het hoofdstuk afstemmen op een leerstijl.
Het is mogelijk om een week leren leren in te lassen in het schooljaar. De leerlingen kunnen op deze manier kennis maken met de verschillende leerstijlen en hun leerstijl kan op deze manier intensief beďnvloed worden. Het is een intensievere vorm om kennis te maken met de verschillende leerstijlen. Het is wel de bedoeling dat deze week wordt doorgezet in de verschillende lessen.
Wanneer u als leerkracht merkt dat er leerlingen in de klas problemen hebben met de leerstof, kan u een leertest uitvoeren. Op deze manier krijgt u een overzicht van de leerstijl van de leerlingen en kunnen de leerlingen die problemen hebben, bijgestaan worden. U kan er zowel in de klas aan werken door het hoofdstuk afstemmen op een leerstijl door te nemen, als ook de leerling enkele tips te geven om de leerstof thuis te verwerken. Hierdoor kan hij de leerstof die in de klas aangereikt is, op de meest geschikte manier voor hem verwerken.
De les aardrijkskunde gaat over het thema ‘Is België vol?’ Een mogelijke aanpak is dat de leerkracht formuleert op basis van welke criteria je zou kunnen vaststellen dat België vol is. Vervolgens onderzoeken de leerlingen op basis van de aangereikte criteria of België inderdaad vol is. Het werken aan de opdrachten hiermee leidt tot de conclusie dat België al dan niet vol is.
Een andere aanpak die kan worden gekozen, is dat de leerlingen zelf proberen te ontdekken aan de hand van welke criteria je kunt ontdekken of België al dan niet vol is. Moet je alleen kijken naar het aantal inwoners per kilometer? Of ook naar het welvaartsniveau? En ook naar de natuurlijke bronnen waar een land over beschikt? Of ook naar de subjectieve gevoelens van de bewoners van België? Leerlingen kunnen dan met elkaar discussiëren en zo gezamenlijk tot criteriumformulering komen. Vervolgens zouden die kritisch getoetst kunnen worden aan een lijst die de leraar na al dat werk aanreikt.
In de les Engels wordt de lijdende vorm door de leraar uitgelegd. Nadat iedereen alles heeft begrepen, wordt er uitvoerig mee geoefend. Vervolgens moeten de leerlingen de aldus verworven kennis in hun geschreven of gesproken Engels gaan toepassen. Een andere aanpak zou zijn dat de leerlingen een aantal zinnen krijgen aangeboden waarin in de ene helft de lijdende vorm, in de andere helft de bedrijvende vorm wordt gebruikt. De leerlingen moeten zelf uitzoeken, waarom nu eens de ene vorm en dan weer de andere vorm wordt gebruikt. Op basis daarvan gaan ze zelf bij bepaalde situaties passende zinnen gebruiken. Daarna proberen ze met elkaar te formuleren hoe het nu eigenlijk precies in elkaar zit.
We geven hier een korte uiteenzetting van een
aantal tips, dat u kan gebruiken bij het omgaan met leerstijlen alsook een
aantal werkvormen die ideaal zijn voor deze leerstijl. Let
er wel op dat bij de leercirkel een leerproces pas succesvol is als alle
stappen van de leercyclus zijn doorlopen. Notoire denkers zullen ook moeten
beslissen, doen en dromen willen ze alle leerdoelen bereiken. Willen we recht
doen aan alle leerstijltypen dan zullen we de studietaken telkens in een
verschillende volgorde moeten aanbieden en ons niet enkel richten op één vorm
van leerstijlen. Voor het verwerken van de leerstof kan het voor de leerling
soms gemakkelijker zijn, dat hij deze op zijn manier verwerkt.
Doeners zullen het leerproces bij voorkeur starten met de leerstap 'doen'. De leercirkel ziet er voor de doener dan als volgt uit: Het is belangrijk dat we uit een doener actie starten.
- Deze komt pas in de uiteindelijke bundel en na de presentatie. Aangezien de taak nog niet helemaal af is kon dit anders een vertekend beeld geven.
We beginnen dit draaiboek, met enkele manieren om na te gaan bij welke leerstijl een bepaalde leerling het meeste baad heeft. Dit behandelen we in het eerste deel van de cursus om dat je doorgaans ook op die maner te werk gaat. Eerst het ontdekken van de leerstijl met daarna een aangepast programma afgestemd op de leerling of het grootste deel van de klas.
We kunnen dit doen op verschillende manieren. Er bestaan verschillende testen waarvan je er dadelijk 2 kan vinden. Het is echter ook zaaks om als leerkracht in de klas voldoende aandacht te hebben voor de leerstijlen van de leerlingen. Dit kunnen we op allerlei manieren nagaan. Vooral de signalen die de leerlingen geven. Hoe kunnen we dit opmerken in de klas, een voorbeeld.
- Je kunt kiezen uit vier antwoorden.
- Het antwoord dat het beste bij jou past geef je 4 punten.
- Het antwoord dat daarna het beste bij jou past geef je 3 punten.
- Het antwoord daarna 2 punten en daarna 1 punt.
- Schrijf de punten in het grijze hokje voor het antwoord.
Zorg ervoor dat je altijd aan alle antwoorden punten geeft.
Misschien vind je alle antwoorden wel goed.
Geef dan toch de beste 4 punten, de andere antwoorden krijgen dan 3, 2 en 1 punt.
Leerstijlentest
David Kolb [1] |
||||||||
|
|
Kolom A |
|
Kolom B |
|
Kolom C |
|
kolom
D |
1 |
|
Je
wilt leren zeilen. Hoe pak je het aan? |
||||||
|
|
Ik
stap direct in de boot en probeer hoe je moet zeilen |
|
Ik
blijf eerst op de kant staan en kijk hoe een ander het doet |
|
Ik
kijk eerst in een boek hoe je moet zeilen |
|
Ik
vraag iemand om het mij voor te doen en doe het na |
2 |
|
Je
krijgt een nieuwe computer. Je wilt hem meteen gebruiken. Hoe ga je te werk? |
||||||
|
|
Ik
denk er eerst over na wat je er allemaal mee zou kunnen doen. |
|
Je
vraagt eerst precies na wat er allemaal op zit en wat je ermee kunt doen |
|
Ik
lees eerst de gebruiksaanwijzing goed door |
|
Ik
probeer direct alles uit |
3 |
|
Je
moet een werkstuk maken bij techniek. Wat doe je? |
||||||
|
|
Ik
denk er eerst over na wat de bedoeling is en hoe je het aan moet pakken |
|
Ik
lees eerst de opdracht helemaal door en bekijk de tekening eerst goed |
|
Ik
kijk eerst waar ik het werkstuk voor kan gebruiken |
|
Ik
begin meteen te werken |
4 |
|
Je
hoort op de radio een spannend verhaal. Je wilt het straks navertellen. Wat
doe je? |
||||||
|
|
Ik doe
net of het verhaal nu gebeurt en dat ik er bij ben |
|
Ik
vind wat ik hoor geweldig en wil het meteen zelf ook doen |
|
Ik wil
eerst weten of het verhaal wel klopt |
|
Ik
vertel het verhaal gewoon na |
5 |
|
Je
gaat op vakantie. Je mag kiezen uit twee landen. Wat doe je? |
||||||
|
|
Ik
probeer me voor te stellen wat je allemaal in die landen kunt doen. Ik vind
het moeilijk om te kiezen |
|
Ik
denk er niet zo lang over na. Je moet er gewoon het beste van maken. |
|
Ik
probeer zoveel mogelijk over dien landen te weten te komen. Daarna kies ik
een land. |
|
Ik
kijk waar ik het meeste aan heb. Ik kan snel kiezen. |
6 |
|
Je
gaat een nieuwe fiets uitzoeken. Hoe ga je te werk? |
||||||
|
|
Ik
denk na waar ik allemaal met die fiets naartoe zou kunnen gaan en hoeveel
plezier ik er van zal hebben. |
|
Ik wil
precies weten wat er allemaal op die fiets zit, wat de beste is en hoe duur
hij is. |
|
Ik wil
direct proberen hoe hij rijdt. |
|
Ik
kijk welke fiets het beste voor mij geschikt is. |
7 |
|
Je
krijgt een toets over motormanagement. Hoe bereid je je voor? |
||||||
|
|
Ik
leer alles wat ik voor die toets moet weten. |
|
Ik
probeer alles rond motormanagement te begrijpen |
|
Ik
schrijf de belangrijkste dingen even op. |
|
Ik
leer, omdat het nou eenmaal moet. |
8 |
|
Je
staat op het punt een totaal nieuwe baan aan te nemen. Hoe beslis je? |
||||||
|
|
Ik
probeer me voor te stellen hoe het voor me zal zijn om dat werk te doen. |
|
Ik wil
eerst precies weten hoe hard ik moet werken en hoeveel ik verdien. |
|
Ik wil
precies weten wat iemand in dat bedrijf moet doen en hoe het bedrijf werkt. |
|
Ik ga
werken en merk vanzelf wel of het mij bevalt |
9 |
|
Je mag
kiezen hoe je les krijgt in een vreemde taal. Hoe wil je het? |
||||||
|
|
Ik wil
graag dat de leraar verhalen vertelt. |
|
Ik wil
graag werkstukken maken. |
|
Ik wil
graag duidelijke opdrachten hebben. |
|
Ik wil
graag weten waar de opdrachten voor nodig zijn. |
Je hebt nu voor de
antwoorden 4, 3, 2 of 1 punt gezet.
Tel nu de punten die in
kolom A staan op; dus van boven naar beneden.
Let op! Niet alle vragen
doen mee!
Kolom Vul de punten in
Totaal
Kolom A Vraag (2)
. . + (3) . . + (4) . . + (5)
. . + (7) . . + (8) . . =
. . punten = CE
Kolom B Vraag (1)
. . + (3) . . + (6) . . + (7)
. . + (8) . . + (9) . . =
. . punten = RO
Kolom C Vraag (2)
. . + (3) . . + (4) . . + (5)
. . + (8) . . + (9) . . =
. . punten = AC
Kolom D Vraag (1)
. . + (3) . . + (6) . . + (7)
. . + (8) . . + (9) . . =
. . punten = AE
Vul de schietschijf
(figuur 1) in
Op de lijn van de
CE-score zet je het aantal punten.
Op de lijn van de
RO-score zet je het aantal punten, enzovoort.
Trek een lijn van het CE
punt naar het RO-punt enzovoort.
Je ziet nu hoeveel je van
elke leerstijl gebruikt.
figuur 1
Vul figuur 2 in;
Kijk hoeveel punten je
hebt bij de CE score, de RO score, de AC score en de AE score.
Vul die punten in en maak
de berekening.
Uit de berekening kan ook
een min score komen, bijvoorbeeld - 5, dat mag.
AC
score .. - CE score ..
= ..
AE
score .. - RO score ..
= ..
Kruis het bovenste getal
aan op de verticale as (AC-CE)
Kruis het onderste getal
aan op de horizontale as (AE-RO)
Trek een lijn tussen de
getallen die je aangekruist hebt.
Je ziet nu welke
leerstijl bij je past.
figuur
2