Naam: Bert Brockx

            Wouter Hermans

            Koen Ott

Klas:   3 ILSO A

Vak:    Agogie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Draaiboek: Leerstijlen


1         Inhoudsopgave

 

1      Inhoudsopgave. 2

2      Inleiding.. 3

Soorten aanpak.. 4

2.1        Verschillende mogelijkheden.. 4

2.2        Leren Leren.. 4

2.3        Praktische uitwerking ( een aantal voorbeelden) 4

2.3.1     Aardrijkskunde. 4

2.3.2     Engels. 4

3      Curatieve aanpak.. 4

4      Afstemmen op een leerstijl.. 5

4.1        Algemeen.. 5

5      De dromer.. 5

5.1        Werkvormen.. 5

5.2        Tips. 5

5.3        Leren.. 5

5.4        De leercirkel. 6

5.4.1     Theorie. 6

5.4.2     Voorbeeld. 6

6      De doener.. 7

6.1        Werkvormen.. 7

6.2        Activisten.. 7

6.3        Tips. 7

6.4        De leercirkel. 8

6.4.1     Theorie. 8

6.4.2     Voorbeeld. 8

7      De beslisser.. 9

7.1        Werkvormen.. 9

7.2        Tips. 9

7.3        De leercirkel. 9

7.3.1     Theorie. 9

7.3.2     Voorbeeld. 9

8      De denker.. 10

8.1        Werkvormen.. 10

8.2        Tips. 10

8.3        De leercirkel. 11

8.3.1     Theorie. 11

8.3.2     Voorbeeld. 11

9      Rolverdeling.. 12

10     Bijlage. 13

10.1       Hoe kunnen we de leerstijlen van een leerling ontdekken?. 13

10.2       Inleiding.. 13

10.3       Nagaan welke leerstijl een leerling heeft. 13

10.3.1        Een korte leerstijlentest. 13

 

 

 


2         Inleiding

We besteden aandacht aan de leerstijlen in onze school, omdat we uitgaan van een gedifferentieerde aanpak op maat van de leerlingen. Zodat elke leerling met zijn specifieke eigenschappen aangesproken wordt tijdens de les. Op deze manier is het mogelijk om ervoor te zorgen dat leerlingen die op een verschillende manier leren, allen aangesproken worden. We besteden in dit werk aandacht aan de verschillende leerstijlen volgens Kolb en Vermunt. Bij Kolb zijn dit de doener, de denker, de dromer, de beslisser. Vermunt noemt deze leerstijlen betekenisgericht, toepassingsgericht, reproductiegericht en ongericht. We proberen in dit draaiboek de nadruk te leggen op een creatieve en praktische aanpak, zodat we dit als toekomstig leerkrachten gemakkelijk kunnen toepassen in onze lessen. We kijken naar de verschillende soorten aanpak als der is de preventieve en de curatieve aanpak.

Verplaats je in de gelukkige persoon die voor zijn verjaardag een digitaal horloge cadeau krijgt. Gemakkelijk zijn ze niet met al die verschillende knopjes. Hoe gaat iemand met zijn nieuwe cadeau om? In de praktijk wordt duidelijk dat dat sterk zal kunnen verschillen. Persoon A. leest de handleiding heel zorgvuldig, markeert belangrijke gedeeltes en pas als alles helemaal duidelijk is geworden, wordt het horloge ingesteld. Persoon B doet dat heel anders. Hij probeert alle knopjes uit en hoopt er uiteindelijk door ‘trial-and-error’  uit te komen. Persoon C herinnert zich dat zij jaren geleden eens een digitale wekker heeft gehad en zij probeert zich ter herinneren wat zij toen heeft gedaan en tracht vervolgens vanuit die ervaring het horloge zo goed mogelijk in te stellen.

Voor ‘horloge’ kunnen vele andere gebruiksvoorwerpen worden ingevuld, bijvoorbeeld de videorecorder. Een ander aardig voorbeeld is het wat ingewikkelder recept. Hoe pakken mensen dat aan? Er zullen er zijn die eerst systematisch alle ingrediënten bij elkaar zoeken, deze gaan snijden, hakken etc. alvorens verder te gaan. Anderen beginnen te werken en merken tijdens de rit dat er van alles en nog wat ‘tussen’ komt.

Deze voorbeelden maken duidelijk dat mensen op verschillende manieren leren, op verschillende manieren met taken omgaan.

Voor leerlingen is dat uiteraard niet anders. Er zijn leerlingen die een stukje stof eerst graag netjes uitgelegd willen hebben, er vervolgens mee willen oefenen en het dan in de praktijk willen toepassen. Anderen zoeken de dingen liever zelf uit om al denkend, pratend en samenwerkend zelf tot de theorie te komen.
Leraren kunnen hun voordeel doen bij het begrijpen van de leerstijl van studenten. Ze kunnen de leerstof zo aanbieden dat de leerling of trainee er iets mee kan. Een beslisser wil vooral het praktische nut begrijpen van de leerstof die hij krijgt aangeboden. Een denker vraagt om intellectuele uitdagingen: wat is het verband van de leerstof met de kennis die hij al heeft? De doener wil graag in het diepe springen van een praktische opdracht en houdt van experimenteren in bijvoorbeeld rollenspellen. De bezinner hoort of ziet graag verschillende visies op een probleem.
Soorten aanpak

Aangezien we kunnen omgaan met leerstijlen op 2 verschillende manieren. Preventief en curatief is het best te starten met de preventieve manier.

2.1      Preventief

2.1.1      Leerstijlentest

De preventieve aanpak van de verschillende leerstijlen kan al starten vooraleer het schooljaar begint. Het zou mogelijk zijn om de leerlingen een leerstijlentest te laten ondergaan bij de inschrijving of het samenstellen van de klassen te baseren op de ervaringen van de voorgaande jaren. Op deze manier heeft de leerkracht al bij de start van het schooljaar een zicht op het leergedrag van de klas. Het is voor hem dan ook mogelijk om preventiever te werk te gaan. Hierdoor kan hij zijn lessen afstemmen op de klasgroep. Voor tips over het afstemmen op de leerstijl van de personen, zie het hoofdstuk afstemmen op een leerstijl.

2.2      Curatief

2.3      Leren Leren

Het is mogelijk om een week leren leren in te lassen in het schooljaar. De leerlingen kunnen op deze manier kennis maken met de verschillende leerstijlen en hun leerstijl kan op deze manier intensief beďnvloed worden. Het is een intensievere vorm om kennis te maken met de verschillende leerstijlen. Het is wel de bedoeling dat deze week wordt doorgezet in de verschillende lessen.

2.4      In de klas

Wanneer u als leerkracht merkt dat er leerlingen in de klas problemen hebben met de leerstof, kan u een leertest uitvoeren. Op deze manier krijgt u een overzicht van de leerstijl van de leerlingen en kunnen de leerlingen die problemen hebben, bijgestaan worden. U kan er zowel in de klas aan werken door het hoofdstuk afstemmen op een leerstijl door te nemen, als ook de leerling enkele tips te geven om de leerstof thuis te verwerken. Hierdoor kan hij de leerstof die in de klas aangereikt is, op de meest geschikte manier voor hem verwerken.

3         Praktische uitwerking ( een aantal voorbeelden)

3.1      Aardrijkskunde

De les aardrijkskunde gaat over het thema ‘Is België vol?’ Een mogelijke aanpak is dat de leerkracht formuleert op basis van welke criteria je zou kunnen vaststellen dat België vol is. Vervolgens onderzoeken de leerlingen op basis van de aangereikte criteria of België inderdaad vol is. Het werken aan de opdrachten hiermee leidt tot de conclusie dat België al dan niet vol is.

Een andere aanpak die kan worden gekozen, is dat de leerlingen zelf proberen te ontdekken aan de hand van welke criteria je kunt ontdekken of België al dan niet vol is. Moet je alleen kijken naar het aantal inwoners per kilometer? Of ook naar het welvaartsniveau? En ook naar de natuurlijke bronnen waar een land over beschikt? Of ook naar de subjectieve gevoelens van de bewoners van België? Leerlingen kunnen dan met elkaar discussiëren en zo gezamenlijk tot criteriumformulering komen. Vervolgens zouden die kritisch getoetst kunnen worden aan een lijst die de leraar na al dat werk aanreikt.

3.2      Engels

In de les Engels wordt de lijdende vorm door de leraar uitgelegd. Nadat iedereen alles heeft begrepen, wordt er uitvoerig mee geoefend. Vervolgens moeten de leerlingen de aldus verworven kennis in hun geschreven of gesproken Engels gaan toepassen. Een andere aanpak zou zijn dat de leerlingen een aantal zinnen krijgen aangeboden waarin in de ene helft de lijdende vorm, in de andere helft de bedrijvende vorm wordt gebruikt. De leerlingen moeten zelf uitzoeken, waarom nu eens de ene vorm en dan weer de andere vorm wordt gebruikt. Op basis daarvan gaan ze zelf bij bepaalde situaties passende zinnen gebruiken. Daarna proberen ze met elkaar te formuleren hoe het nu eigenlijk precies in elkaar zit.

 

4         Text Box: denkerText Box: beslisserAfstemmen op een leerstijl

4.1      Algemeen

We geven hier een korte uiteenzetting van een aantal tips, dat u kan gebruiken bij het omgaan met leerstijlen alsook een aantal werkvormen die ideaal zijn voor deze leerstijl. Let er wel op dat bij de leercirkel een leerproces pas succesvol is als alle stappen van de leercyclus zijn doorlopen. Notoire denkers zullen ook moeten beslissen, doen en dromen willen ze alle leerdoelen bereiken. Willen we recht doen aan alle leerstijltypen dan zullen we de studietaken telkens in een verschillende volgorde moeten aanbieden en ons niet enkel richten op één vorm van leerstijlen. Voor het verwerken van de leerstof kan het voor de leerling soms gemakkelijker zijn, dat hij deze op zijn manier verwerkt.

5         De dromer

5.1      Werkvormen

5.2      Tips

 

5.3      Vermijden

5.4      De leercirkel

5.4.1      Theorie

5.4.2      Voorbeeld


6         De doener

6.1      Werkvormen

6.2      Tips

 

 

6.3      Vermijden

6.4      De leercirkel

6.4.1      Theorie

Doeners zullen het leerproces bij voorkeur starten met de leerstap 'doen'. De leercirkel ziet er voor de doener dan als volgt uit: Het is belangrijk dat we uit een doener actie starten.

 

6.4.2      Voorbeeld

 


7         De beslisser

7.1      Werkvormen

7.2      Tips

7.3      Vermijden

7.4      De leercirkel

7.4.1      Theorie

7.4.2      Voorbeeld

 


8         De denker

8.1      Werkvormen

8.2      Tips

8.3      Vermijden

 

8.4      De leercirkel

8.4.1      Theorie

8.4.2      Voorbeeld


9         Bronnen

 

10   Rolverdeling

-         Deze komt pas in de uiteindelijke bundel en na de presentatie. Aangezien de taak nog niet helemaal af is kon dit anders een vertekend beeld geven.


11   Bijlage

11.1Hoe kunnen we de leerstijlen van een leerling ontdekken?

11.2Inleiding

We beginnen dit draaiboek, met enkele manieren om na te gaan bij welke leerstijl een bepaalde leerling het meeste baad heeft. Dit behandelen we in het eerste deel van de cursus om dat je doorgaans ook op die maner te werk gaat. Eerst het ontdekken van de leerstijl met daarna een aangepast programma afgestemd op de leerling of het grootste deel van de klas.

11.3Nagaan welke leerstijl een leerling heeft.

We kunnen dit doen op verschillende manieren. Er bestaan verschillende testen waarvan je er dadelijk 2 kan vinden. Het is echter ook zaaks om als leerkracht in de klas voldoende aandacht te hebben voor de leerstijlen van de leerlingen. Dit kunnen we op allerlei manieren nagaan. Vooral de signalen die de leerlingen geven. Hoe kunnen we dit opmerken in de klas, een voorbeeld.

 

11.3.1 Een korte leerstijlentest.

11.3.1.1 Hoe ga je te werk:

 

-         Je kunt kiezen uit vier antwoorden.

-         Het antwoord dat het beste bij jou past geef je 4 punten.

-         Het antwoord dat daarna het beste bij jou past geef je 3 punten.

-         Het antwoord daarna 2 punten en daarna 1 punt.

-         Schrijf de punten in het grijze hokje voor het antwoord.

 

Zorg ervoor dat je altijd aan alle antwoorden punten geeft.

Misschien vind je alle antwoorden wel goed.

Geef dan toch de beste 4 punten, de andere antwoorden krijgen dan 3, 2 en 1 punt.

 

Leerstijlentest David Kolb [1]

 

 

Kolom A

 

Kolom B

 

Kolom C

 

kolom D

1

 

Je wilt leren zeilen. Hoe pak je het aan?

 

 

Ik stap direct in de boot en probeer hoe je moet zeilen

 

Ik blijf eerst op de kant staan en kijk hoe een ander het doet

 

Ik kijk eerst in een boek hoe je moet zeilen

 

Ik vraag iemand om het mij voor te doen en doe het na

2

 

Je krijgt een nieuwe computer. Je wilt hem meteen gebruiken. Hoe ga je te werk?

 

 

Ik denk er eerst over na wat je er allemaal mee zou kunnen doen.

 

Je vraagt eerst precies na wat er allemaal op zit en wat je ermee kunt doen

 

Ik lees eerst de gebruiksaanwijzing goed door

 

 

Ik probeer direct alles uit

3

 

Je moet een werkstuk maken bij techniek. Wat doe je?

 

 

Ik denk er eerst over na wat de bedoeling is en hoe je het aan moet pakken

 

Ik lees eerst de opdracht helemaal door en bekijk de tekening eerst goed

 

Ik kijk eerst waar ik het werkstuk voor kan gebruiken

 

Ik begin meteen te werken

4

 

Je hoort op de radio een spannend verhaal. Je wilt het straks navertellen. Wat doe je?

 

 

Ik doe net of het verhaal nu gebeurt en dat ik er bij ben

 

Ik vind wat ik hoor geweldig en wil het meteen zelf ook doen

 

Ik wil eerst weten of het verhaal wel klopt

 

Ik vertel het verhaal gewoon na

5

 

Je gaat op vakantie. Je mag kiezen uit twee landen. Wat doe je?

 

 

Ik probeer me voor te stellen wat je allemaal in die landen kunt doen. Ik vind het moeilijk om te kiezen

 

Ik denk er niet zo lang over na. Je moet er gewoon het beste van maken.

 

Ik probeer zoveel mogelijk over dien landen te weten te komen. Daarna kies ik een land.

 

Ik kijk waar ik het meeste aan heb. Ik kan snel kiezen.

6

 

Je gaat een nieuwe fiets uitzoeken. Hoe ga je te werk?

 

 

Ik denk na waar ik allemaal met die fiets naartoe zou kunnen gaan en hoeveel plezier ik er van zal hebben.

 

Ik wil precies weten wat er allemaal op die fiets zit, wat de beste is en hoe duur hij is.

 

Ik wil direct proberen hoe hij rijdt.

 

Ik kijk welke fiets het beste voor mij geschikt is.

7

 

Je krijgt een toets over motormanagement. Hoe bereid je je voor?

 

 

Ik leer alles wat ik voor die toets moet weten.

 

Ik probeer alles rond motor­management te begrijpen

 

Ik schrijf de belangrijkste dingen even op.

 

Ik leer, omdat het nou eenmaal moet.

8

 

Je staat op het punt een totaal nieuwe baan aan te nemen. Hoe beslis je?

 

 

Ik probeer me voor te stellen hoe het voor me zal zijn om dat werk te doen.

 

Ik wil eerst precies weten hoe hard ik moet werken en hoeveel ik verdien.

 

Ik wil precies weten wat iemand in dat bedrijf moet doen en hoe het bedrijf werkt.

 

Ik ga werken en merk vanzelf wel of het mij bevalt

9

 

Je mag kiezen hoe je les krijgt in een vreemde taal. Hoe wil je het?

 

 

Ik wil graag dat de leraar verhalen vertelt.

 

Ik wil graag werkstukken maken.

 

Ik wil graag duidelijke opdrachten hebben.

 

Ik wil graag weten waar de opdrachten voor nodig zijn.

 

 

11.3.1.2   Het scoren van de leerstijl

Je hebt nu voor de antwoorden 4, 3, 2 of 1 punt gezet.

Tel nu de punten die in kolom A staan op; dus van boven naar beneden.

Let op! Niet alle vragen doen mee!

 

Kolom               Vul de punten in                                                Totaal

Kolom A  Vraag (2)  . . + (3)  . . + (4)  . . + (5)  . . + (7)  . . + (8)  . . =  . .   punten = CE

Kolom B  Vraag (1)  . . + (3)  . . + (6)  . . + (7)  . . + (8)  . . + (9)  . . =  . .   punten = RO

Kolom C  Vraag (2)  . . + (3)  . . + (4)  . . + (5)  . . + (8)  . . + (9)  . . =  . .   punten = AC

Kolom D  Vraag (1)  . . + (3)  . . + (6)  . . + (7)  . . + (8)  . . + (9)  . . =  . .   punten = AE

  

Vul de schietschijf (figuur 1) in

Op de lijn van de CE-score zet je het aantal punten.

Op de lijn van de RO-score zet je het aantal punten, enzovoort.

Trek een lijn van het CE punt naar het RO-punt enzovoort.

Je ziet nu hoeveel je van elke leerstijl gebruikt.

 

CEfiguur 1

AE RO

AC
 



11.3.1.3   Welke leerstijl heb je?

Vul figuur 2 in;

Kijk hoeveel punten je hebt bij de CE score, de RO score, de AC score en de AE score.

Vul die punten in en maak de berekening.

Uit de berekening kan ook een min score komen, bijvoorbeeld - 5, dat mag.

 

AC score   ..      -  CE score   ..        =        ..

AE score   ..      -  RO score   ..        =        ..

 

Kruis het bovenste getal aan op de verticale as (AC-CE)

Kruis het onderste getal aan op de horizontale as (AE-RO)

Trek een lijn tussen de getallen die je aangekruist hebt.

Je ziet nu welke leerstijl bij je past.

 

 

figuur 2

 

 

 

Text Box: doener Text Box: dromer
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



[1] Akkerman versie januari 2003