Inhoudstabel
1
Bondige beschrijving van de problematiek …………….p.3
ð Wat?
ð Waarom?
ð Gekaderd in de opdracht/project van de school
2
Aanpak ………………………………………………………………………p.4
ð Organisatorisch & methode
3
Documentatie ………………………………………………………….p. 7
4
Bijlagen ……………………………………………………………………p. 8
1 Bondige beschrijving van de problematiek
Wat?
“Een
jongere die betrapt wordt op roken, krijgt op onze school een strafstudie. Een
jongere die spijbelt krijgt dat ook. Stopt de eerste jongere met roken op
school en de tweede met spijbelen door op een woensdagnamiddag het
schoolreglement te zitten overpennen?”[1]
De straffen die hierboven beschreven worden, worden nog te veel in
scholen gebruikt. Er zijn nog veel meer voorbeelden van straffen die gegeven
worden die niet inspelen op de oorzaak van het probleem. Deze straffen zijn
zinloos en daarom zou de school moeten stilstaan bij de zin en zinloosheid van
bepaalde straffen. De school moet zich dus afvragen: “Heeft het zin een
leerling voor de vijfde maal een strafstudie te geven omdat hij opnieuw
onbeschoft was tijdens verschillende lessen, terwijl we weten dat hij de
volgende dag opnieuw juist hetzelfde zal doen?”
Waarom?
Het doel van straffen is
een gedragsverandering bekomen bij de persoon in kwestie. Door een ondoordachte
straf te geven, kom je vaak tot onderdrukking van dit soort gedrag, maar bekom
je geen gedragsverandering. Er is ook veel kans dat door te straffen de relatie
tussen beide partijen zal verzuren, waardoor het veel moeilijker zal worden om
de leerling te laten inzien dat zijn/haar gedrag verkeerd was.
Met
andere woorden heb je zeer veel kans dat straffen leiden tot extrinsieke
motivatie i.p.v. intrinsieke motivatie. Hierdoor werk je waarschijnlijk stiekem
gedrag in de hand. Omdat we deze valkuil zoveel mogelijk willen vermijden, zijn
wij voorstanders van alternatieve straffen. Het doel van deze straffen is dat
de leerling inziet dat hij/zij verkeerd was en vat krijgt op de impact van
zijn/haar gestelde daad.
Het overtreden van de regels (het schoolreglement, de regels die
je zelf als leerkracht stelt,…) verdient een sanctie, maar de invulling van de
sanctie moet echter steeds gebeuren met het oog op het te bereiken doel,
namelijk een gedragsverandering bij de jongere.
Gekaderd in de opdracht/project
van de school
Elke
jongere is verschillend en heeft andere redenen om bepaald gedrag te stellen.
Daarom moeten we inspelen op de eigenheid van de jongere en gaan we op zoek
naar de oorzaak van zijn/haar gedrag. De ene jongere praat in de klas, omdat
hij/zij aandacht zoekt, een andere praat uit verveling. Door het probleem bij
de oorzaak aan te pakken, differentieert de school wat betreft zijn straffen en
werkt de school aan zorgverbreding.
De
missie van de school is jongeren opvoeden tot zelfstandige en evenwichtige
volwassenen die kunnen functioneren in de samenleving. De uitgevoerde
alternatieve straf verandert de fundamenten (waarden en normen, ethisch denken)
van de leerling en dit uit zich in gedragsveranderingen op lange termijn. Door
in te spelen op de fundamenten van de leerling, gaat hij/zij de (school)regels
niet enkel volgen om straf te vermijden. De leerling gaat het nut inzien van die
regels en daarom deze respecteren. In
het latere leven zullen zij ook wetten
en regels moeten volgen. Aan de hand van de bijgebrachte waarden en normen gaan
ze zelf achterhalen waarom deze wetten en regels bestaan en gevolgd moeten
worden.
2
Aanpak
Organisatorisch & methode
“Wanorde
in de klas. Ze houden maar niet op met rommelen. Ze blijven vragen stellen.
Leraar Rik kan niet verder met de les. Met straf aankomen wil hij toch ook weer
niet. Hij heeft al eens gebruld, maar dat heeft slechts tijdelijk effect gehad.
Vermoeid kijkt hij op de klok. Nog even en de les is om. Om vier uur komt hij
opnieuw van een koude kermis thuis. Met zijn collega's praat hij hier niet
over. Toch is hij lang niet alleen. De goede raad kennen ze wel. Maar of ze hem
toepassen?”[2]
Leraar
Rik wil het probleem helemaal alleen aanpakken, maar dit is niet het goede
uitgangspunt. Als er verschillende aanpakken voor dezelfde leerling(en)
gebruikt worden, zullen deze hun effect meestal verliezen. Als Rik echter het probleem
bespreekbaar maakt in een groep leerkrachten die met de leerling(en) in kwestie
te maken heeft, en er ook leerkrachten bij betrekt die het zelf al meegemaakt
hebben, gaan er veel meer verschillende invalshoeken bekeken worden. Men zal
dan gemakkelijker door de vijf brillen
kijken, waardoor men een bredere en objectievere kijk op het probleem krijgt. Zo
bekomt men een betere en globale aanpak die alle leerkrachten volgen.
Als
een leerkracht moeilijkheden heeft met een leerling die hij/zij niet kent, dan
is het belangrijk dat hij de klastitularis of een leraar die veel met de
leerling in contact komt, inlicht. Hij/zij
is het die dag in dag uit met die leerling bezig is en die weet welke problemen
de leerling eventueel heeft.
1. Wanneer je sanctioneert, is het belangrijk
dat je duidelijk maakt welke regel werd overtreden en waarom je een bepaalde
sanctie geeft.
Een leerling die niet weet waarom hij
gestraft wordt, heeft algauw het gevoel dat de leerkracht een “pik” op hem/haar
heeft. De leerling zal nu twee keer nadenken vooraleer hij met problemen naar
de leraar stapt, als hij dat al zou doen.
2. Je moet de leerling duidelijk maken dat
het niet de leerkracht is die hem sanctioneert, maar wel de school, omdat een
regel (die nodig is om als schoolgemeenschap te kunnen samenleven) werd
overtreden. Zo blijft de vertrouwensrelatie met de leerling intact.
3. Een gouden
regel die je moet volgen bij het straffen (en belonen) is dat er tussen straf
en vergrijp niet te veel tijd mag zitten.
Hierdoor beseft de leerling goed waarom hij/zij de
gesanctioneerd wordt. De link tussen oorzaak en gevolg is hier duidelijk gelegd.
4. Een
volgend aandachtspunt is dat de leerling akkoord moet gaan met de strafmaat.
Hiervoor moet de leerkracht eerst nagaan welke oorzaak achter het
wangedrag van de leerling zit. Dit kan enkel door een goed gesprek tussen leerkracht en leerling. Dit disciplinegesprek
bestaat eigenlijk uit drie fasen, namelijk: de probleembepaling, de
oorzaakbepaling en de bespreking van de strafmaat. Hier
krijgt de jongere volgend gevoel: 'Verdikke… die luistert naar wat ik te
vertellen heb' en gaat hij/zij de straf eerder aanvaarden. Er wordt in
dit gesprek naar hem/haar geluisterd. Hierdoor kunnen achterliggende problemen
(zoals kindermishandeling, faalangst, pesten,…) aan het licht komen. Als dit de
oorzaak is van het gedrag dat de leerling heeft gesteld, wordt rekening gehouden met de achterliggende
problemen en kan men deze problemen tegelijkertijd ook aanpakken. Dit wil
niet zeggen dat de leerling sowieso geen straf krijgt, want (school)regels
moeten gerespecteerd worden en de achterliggende problemen mogen geen excuus
zijn voor het stellen van wangedrag. Het belangrijkste van het gesprek is dat
de leerling inziet dat hij/zij fout gehandeld heeft. Dus je moet de oorzaak van
de daad (bv. gepest worden) aanpakken, niet het effect (bv. de leerling
spijbelt).
5. Je moet ervoor
zorgen dat je de alternatieve straf linkt aan het feit dat er gebeurd is.
De taak kan verschillende
vormen aannemen (geschreven opdracht, doe-opdracht, …). Het gaat erom, dat
de jongere door de alternatieve taak aangezet wordt over zijn gedrag te reflecteren. Zo moet bijvoorbeeld een
jongere die kauwgum eet in de klas, tijdens de strafstudie de kuisploeg helpen
om de kauwgum onder de banken uit te schrapen. Belangrijk bij een dergelijke
strafstudie is en blijft de nabespreking
waarbij de jongere samen met de leerkracht de taak evalueert. Tijdens die
bespreking komt vaak heel wat aan het licht over de opvattingen en gevoelens
van de leerling over de straf. Doordat de taak in de strafstudie de leerling
dwingt om na te denken waarom hij niet naar school komt, rookt, pest, stoort in
de les enzovoort, kan ze de aanzet vormen tot een gedragsverandering.
Uiteraard zijn er jongeren die na een strafstudie toch nog
hetzelfde gedrag blijven vertonen, maar zelfs in die gevallen werpt de voor- en
nabespreking van de strafstudie vruchten af. De individuele gesprekken met de jongere
die problemen heeft, leveren nieuwe inzichten op over eventuele achterliggende
persoonlijke, familiale, psychische problemen waar de jongere mee zit. Die
nieuwe informatie kan dan de basis vormen voor het opmaken van een individuele
begeleidingsstrategie.
Waar
moet een goede straf aan voldoen? Dat is de grote vraag van elke leerkracht. Wij
hebben dit proberen samen te vatten in enkele aandachtspuntjes:
-
Een
straf moet écht een straf zijn voor de leerling. Hij/zij mag de straf niet
weglachen.
-
Wees consequent bij het straffen. Als je nu eens niet en
dan weer wel straft, gaat de straf zijn effect verliezen.
-
Bestraf
enkel het gedrag van de leerling (´Dit had je beter niet gedaan.’), niet zijn persoon (´Je deugt niet!’).
Het komt erop aan dat je gedragstaal en procestaal gebruikt en geen
conclusietaal!
-
Een
straf moet zinvol zijn. Ze moet
iets te maken hebben met het foute gedrag.
-
Dreig
niet met straffen die onuitvoerbaar
zijn.
-
Een
straf moet niet erger zijn dan nodig, de leerling moet het eens zijn met de
strafmaat.
-
Elke
straf heeft ook een einde. De
leerkracht mag geen oude koeien uit de sloot blijven halen. Vergiffenis moet
mogelijk zijn.
-
Tussen
daad en straf mag er niet veel tijd zitten.
-
Het
doel is dat een leerling leert uit zijn straf. Hij/zij moet inzicht krijgen in
wat hij/zij verkeerd heeft gedaan en waarom dit niet te aanvaarden is. De straf
moet een gedragsverandering teweeg brengen en daarvoor is inzicht in de
situatie nodig.
Om het gedrag van een leerling te veranderen, kan
straf niet de eerste strategie zijn. Met aanmoedigen en stapsgewijs aanleren kan je vaak een beter
resultaat bereiken dan door te straffen.
De beste alternatieve straf is de straf die je niet moet geven. De
eerste manier om niet te straffen is niet belonen. Door ongewenst gedrag niet
te belonen, bestaat de kans dat de leerling het in de toekomst niet meer stelt.
Een leerling kan bijvoorbeeld storen om aandacht te krijgen. Als de leerling
echter geen voordeel haalt uit het negatieve gedrag (bijvoorbeeld de leerkracht
negeert het gedrag, niet de leerling!), zal dit minstens evenveel effect hebben
als een straf.
ð
2
projecten:
Deze projecten zijn bedoeld voor jongeren die al meerdere
keren gestraft zijn en waarbij deze straffen geen/weinig nut hebben gehad. Het
doel ervan is dat die leerlingen even uit het schoolmilieu gehaald worden. De
invulling die volgt, hangt af van het probleem zelf. Het doel is dat de jongere
samen met de begeleider op zoek gaat naar een alternatief voor zijn gedrag.
o
Weerbaarheidsverhogend
herstelprogramma
§
Wie?
-
vzw Albezon, een
organisatie die volledig los staat van de school
-
de graadcoördinator
-
ouders
§
Hoe?
In samenspraak met de
jongere schuift de graadcoördinator werkpunten naar voren die aan bod moeten
komen tijdens het project. Ook de ouders van de leerling worden hierbij
betrokken. Ze worden uitgenodigd voor een gesprek op school en hun instemming
met het project is vereist. De concrete invulling van het project verschilt
volgens de problematiek. De begeleider van Albezon kan de jongere bv. meenemen
buiten de school en hem activiteiten laten doen.
o
Time-out-projecten
§
Wie?
vzw ‘De Werf’
§
Hoe?
Vzw ‘De Werf’ biedt
een attitudetraining aan met als doel de jongere weer de draad op te laten
nemen en naar school te laten gaan. De jongere wordt voor een periode van
maximum 4 weken uit het schoolse milieu genomen.
Voor meer informatie: zie bijlage
ð
Nog enkele voorbeelden van alternatieve straffen zijn:
o
Leerlingvolgkaarten
§
Wie?
Alle leerkrachten moeten
op de kaart invullen dat de leerling zich goed gedragen heeft in de les of
niet. Een goede samenwerking tussen de leerkrachten is dus belangrijk.
§
Doel?
Het positieve gedrag
belonen en het minder goede bij sturen
§
Hoe?
De leerling is
zelf verantwoordelijk voor de kaart. Hij/zij moet na de les naar de leerkracht
gaan en de kaart laten invullen. Als hij/zij tijdens een vastgestelde periode
zich goed gedragen heeft, vervalt de leerlingvolgkaart. De periode wordt
bepaald in samenspraak met de leerkrachten.
o
Gedragscontracten
§
Wie?
De leerkrachten stellen
(vaak in samenspraak met de directie) een gedragscontract op en bespreken dit
met de leerling.
§
Doel?
De leerling duidelijk
maken wat het gewenste gedrag is en een gedragsverandering bekomen.
§
Hoe?
De leerling en de ouders
moeten het gedragscontract ondertekenen. Hierin staat het gewenste gedrag van
de leerling beschreven. Het gedragscontract kan gewijzigd worden. Als de
leerling het contract niet naleeft, kan er een grotere sanctie volgen. De
klastitularis of tutor volgt de vorderingen in het gedrag van de leerling op.
o
contracten voor spijbelaars
§
Dit is hetzelfde als
de gedragscontracten, maar dan specifiek voor spijbelaars.
o
opstel maken of presentatie geven (schadelijke gevolgen van roken,
pesten,...)
§
Wie?
De persoon die
de leerling betrapt heeft, geeft de leerling een opdracht. De persoon die
betrapt, is maakt deze opdracht dan. Meestal zal dit in de strafstudie
gebeuren.
§
Doel?
De leerling
laten nadenken over hetgeen hij/zij verkeerd heeft gedaan. Het moet een taak
zijn waar de leerling iets aan heeft en de leerling iets door beseft.
o
klusjes uitvoeren samen met de klusjesman (in geval van
beschadiging, op de grond gooien van papiertjes,…)
§
Doel?
De leerling
laten nadenken over hetgeen hij/zij verkeerd heeft gedaan en welke gevolgen het
heeft. Het moet een opdracht zijn waar de leerling iets aan heeft en de
leerling iets door beseft. De opdracht moet dus verband houden met de gestelde daad van de leerling.
o
...
3
Documentatie
-
http://home.scarlet.be/~kvdbremt/leestekst.htm
-
http://www.caleidoscoop.be/inhouden/inhouden15/art15_4_12.html
-
http://www.klasse.be/archieven/archieven.taf?actie=detail&nr=7532
-
http://www.klasse.be/archieven/archieven.taf?actie=detail&nr=3860
-
http://www.klasse.be/archieven/archieven.taf?actie=detail&nr=1463
-
A. Depuydt, e.a., ‘Verbondenheid’ als antwoord op ‘de-link)wentie’?,
Leuven, Acco, 2001, p. 77-90
Wie heeft wat
gedaan?
We
zijn 10 keer tijdens springuren bij elkaar gekomen, en hebben toen steeds samen
aan de opdracht gewerkt. Achteraf hebben we elk nog een deel van de verbetering
thuis gemaakt. Toch zijn onderling nog wat verschillen:
·
Joelika:
opzoeken info op sites
·
Ellen:
lay-out
·
Yana:
nalezen
4
Bijlagen
1.
Alternatieve invulling van de schorsing:
weerbaarheidsverhogende herstelprogramma's
Enkele schooljaren geleden diende onze
school samen met vzw Albezon een projectaanvraag in bij de Stichting Koningin
Paola onder de naam 'Weerbaarheidsverhogende herstelprogramma's'. Inmiddels
zijn we al aan ons tweede volledige projectjaar bezig.
Voor wie?
Het project richt zich tot moeilijke
jongeren op school. Het gaat om preventieve projecten voor jongeren die op de
toppen van hun tenen lopen en dreigen 'te ontploffen' op school.
Het gaat ook om jongeren die echt gestraft worden en van wie de schorsing
alternatief wordt ingevuld door een herstelproject.
De invulling
De jongere wordt gedurende een relatief
korte periode (maximum 3 dagen) begeleid door medewerkers van vzw Albezon, een
organisatie die volledig los staat van de school. De school bepaalt zelf
hoelang een project duurt. In samenspraak met de jongere schuift de
graadcoördinator werkpunten naar voren die aan bod moeten komen tijdens het
project. Ook de ouders van de leerling worden hierbij betrokken; ze worden
uitgenodigd voor een gesprek op school en hun instemming met het project is
vereist. De concrete invulling van het project verschilt volgens de
problematiek. De begeleider van Albezon kan de jongere bijv. meenemen buiten de
school en hem activiteiten laten doen (ezelboerderij in Schorisse, eens gaan
kijken waar de jongere zijn vrije tijd doorbrengt, enz.).
Doelstellingen
De hoofddoelstelling is hier de
jongeren een ventilatiemoment aanreiken en de klas/leerkrachten/school een
rustmoment. De jongere kan alles kwijt aan de begeleiders van Albezon, zonder
dat de school hoeft te weten wat er werd gezegd. De jongere kan dingen die mank
liepen, in perspectief plaatsen en samen met de begeleider zoeken naar een alternatief
voor zijn gedrag.
Resultaten
De doelstellingen van een alternatieve
straf worden meestal gerealiseerd, maar de resultaten zijn niet altijd direct
meetbaar. Wanneer een jongere terugkomt van een weerbaarheidsverhogend
herstelproject moet hij de afspraken die op het einde van zo'n alternatieve
schorsing werden gemaakt, ook gaan waarmaken. De ervaring leert ons dat er
zeker de eerste weken een gedragsverbetering merkbaar is bij de jongere. Om er
voor te zorgen dat de jongere dat ook langer blijft volhouden, nodigt de school
enkele weken na afloop van het project de begeleider van Albezon uit om met de
jongere te bespreken hoe de zaken nu lopen op school. De jongere wordt zo
gedwongen om opnieuw over zijn gedrag te reflecteren en samen met zijn begeleider
van Albezon na te gaan in hoever de afspraken tot beter gedrag in de klas
hebben geleid. Uiteraard zijn er altijd jongeren die hervallen in ongewenst
gedrag, maar zij vormen een minderheid.
Scholen met Bijzondere Noden
Het project heeft ook een hefboomeffect
gehad naar de andere Scholen met Bijzondere Noden. De Scholen met Bijzondere
Noden vormen een netoverschrijdend interscolair overlegplatform (op het niveau
van de leerlingenbegeleiders) tussen een negental Gentse scholen met ongeveer
hetzelfde type leerlingen als op OLVI. Ongeveer vijf maal per schooljaar komen
de leerlingenbegeleiders van de verschillende scholen samen om te praten over
verschillende allerlei thema's, om methodieken en ervaringen in
leerlingenbegeleiding uit te wisselen. Het alternatief straffen via de korte
schoolprojecten van vzw Albezon werd enthousiast overgenomen door de andere
Scholen met Bijzondere Noden.
Een voorbeeld van een
weerbaarheidverhogend herstelproject
De graadcoördinator selecteert een
leerling voor een herstelproject, hetzij preventief hetzij als alternatieve
straf. Wanneer een jongere in aanmerking komt voor een herstelproject maakt de
graadcoördinator een schriftelijk handelingsplan op.
Het handelingsplan van Jacob zag er als
volgt uit:
Gegevens over de jongere:
16 jaar, derde jaar technische wetenschappen, naam en adres
Aanleiding vraag project:
Jacob's houding tegenover leerkrachten en leerlingen laat steeds
meer te wensen over en dreigt te escaleren. De leerling krijgt veel rode
notities in de agenda, wordt regelmatig uit de klas gezet, is niet in orde met
lesmateriaal en kreeg al twee strafstudies.
Werkpunten tijdens het project:
* Hoe correct een eigen mening uiten?
* Hoe op een correcte manier omgaan met leerkrachten die Jacob eigenlijk niet
zo graag heeft?
* Werken aan een toekomstperspectief: wat wil ik bereiken?
Mogelijke activiteiten tijdens het
project:
* Notities en agenda In orde brengen
* Iets actiefs - fysiek inspannend (Jacob heeft ADHD)
Afspraken tijdens het project:
* Op tijd op school: 8.30 u.
* Kledij meebrengen die mag vuil worden
Dat handelingsplan bespreekt men eerst
met de leerling. We maken hem duidelijk dat men zo'n project op twee manieren
kan bekijken: als straf, maar ook als een kans om een en ander dat misgelopen
is, opnieuw recht te trekken. Nadien nodigen we de ouders van de leerling uit
voor een gesprek op school. Uiteindelijk is de instemming van vier partijen
vereist: de jongere, de ouders, de begeleider van de school en de begeleider
van vzw Albezon. Ze ondertekenen het handelingsplan. De ouders en ook de
jongere krijgen inspraak in de werkpunten van het herstelproject. Zo wou de
moeder van Jacob absoluut het correct uiten van een eigen mening bij de
werkpunten zien staan.
Vervolgens wordt het handelingsplan per
fax verzonden naar vzw Albezon en spreekt men een datum af waarop het project
zal plaatsvinden. In het geval van Jacob koos men voor twee opeenvolgende volle
dagen en nog een dag die later op het jaar (indien nodig) als terugkomdag zou
dienen.
Projectdag een:
Een herstelproject start altijd met een kort gesprek tussen de
jongere, de begeleider van vzw Albezon en de graadcoördinator. Jacob werd
duidelijk gemaakt dat hij tegen de begeleider van Albezon alles kon vertellen
wat hij wou. De school hoefde niet alles te weten wat er is gezegd werd. De
eerste projectdag verliep grotendeels in de gebouwen van vzw Albezon en bestond
uit: in orde maken van notities en agenda, een stellingenspel, een wandeling in
Gent (samen kijken waar Jacob zijn vrije tijd doorbrengt) enz.
Projectdag twee:
Voormiddag: fietstocht met begeleider naar Schorisse waar Albezon
ook een projecthuis heeft.
Namiddag: Jacob helpt mee verbouwen aan het projecthuis.
Vzw Albezon heeft veel methodieken en ervaring in de begeleiding van jongeren
met problemen (buiten de schoolprojecten werken ze met jongeren uit de
bijzondere jeugdzorg).
Op het einde van de dag maken de jongere, de begeleiding en de school elk een
projectevaluatie op. De jongere is volledig vrij om zijn mening over het
project uit te spreken. Nadien volgt een nabespreking tussen de jongere, de
begeleider en de graadcoördinator. Daarin evalueert men de werkpunten en staat
men stil bij enkele aandachtspunten voor de toekomst. Heel belangrijk is dat
jongere zoveel mogelijk zelf die aandachtspunten aanbrengt (met steun van de
begeleider van Albezon). Jacob evalueerde het project heel positief en vond
zijn begeleider een 'toffe peer'. Hij formuleerde de volgende aandachtspunten
voor de toekomst:
* Als ik een eigen mening geef, blijf ik respectvol en beleefd tegenover de
ander.
* Voor leerkrachten die mij echt niet liggen ga ik de komende weken extra
inspanningen doen om mee te werken.
* Ik wil een diploma behalen en moet me daarvoor inspannen op school.
De aandachtspunten voor de toekomst
vormen de sleutel naar een gedragsverandering bij de jongere. De
graadcoördinator volgt de jongere op school verder op en herinnert hem ten
gepaste tijde aan zijn voornemens. Zowel als het beter gaat met het gedrag op
school als wanneer het slechter gaat, moet de graadcoördinator feedback geven
aan de jongere. Het eindverslag en de aandachtspunten voor de toekomst bezorgt
men ook aan de ouders van de leerling.
Bij Jacob bleek een derde projectdag
overbodig. Wel werd de begeleider van Albezon enkele weken later gevraagd langs
te komen op school om een kort gesprek te hebben met Jacob. De bedoeling
daarvan is het verbeterde gedrag te bevestigen en zo te bestendigen.
2.
De Time-out- projecten van vzw De Werf (Centrum voor
Arbeidsattitudetraining)
Vzw
'De Werf' biedt scholen ook time-out- projecten aan van maximum vier weken. De
time-out- projecten richten zich voornamelijk op (kansarme) jongeren die door
schoolmoeheid, demotivatie, desinteresse, gebrek aan sociale en andere
vaardigheden,… niet meer functioneren op school.
De
nadruk ligt tijdens zo een time-out- project op het trainen van attitudes
t.a.v. school en vrije tijd in een programma dat rekening houdt met de
individuele mogelijkheden en interesses van de jongere. Bedoeling is dat na de
time-out de jongere de draad weer opneemt en terug naar school komt.
Elk schooljaar
gaan meerdere leerlingen van het OLVI op 'time-out' in vzw De Werf. Het gaat
meestal om leerlingen met ernstige attitudeproblemen (bijv. leerlingen die niet
correct een eigen mening kunnen geven, geen gezonde kijk hebben op de
verhouding werktijd en vrije tijd, impulsief reageren op negatieve opmerkingen,
geen toekomstperspectief hebben enz.)
3.
Presentatie
Eén
leerling gaat naar buiten. Hij/zij wordt de leerkracht. Wij geven de opdracht
aan de klas om rumoerig te zijn, maar wanneer de leerkracht zegt: “stil zijn”
of dergelijke, dan moet de klas stil worden. Behalve één leerling gaat
rechtstaan en gooit een propje naar de leerkracht en die leerling mag zelf nog
improviseren. Hoe reageert de leerkracht?
Daarna
bespreken we klassikaal wat de medestudenten goed/niet goed vinden aan de
reactie van de leerkracht en ook wat zij zouden veranderen. (Wij zeggen zelf
niet wat goed/slecht is in functie van een alternatieve straf.)
Dan
splitsen we de klas op in 5 groepjes leerkrachten en 5 leerlingen. Deze
leerlingen krijgen ieder een andere situatie en elk groepje leerkrachten krijgt
de 5 situaties. Zij krijgen tijd om na te denken over een goede straf voor de 5
situaties. Wij leggen uit aan de leerlingen dat ze straks hun straf moeten
ontvangen bij de leerkrachten en dat ze moeten letten op de non-verbale
communicatie, de straf,… Daarna gaan de leerlingen de straf ontvangen in de
verschillende groepjes.
Hierna
bespreken de leerkrachten in groepjes waar ze op gelet hebben tijdens de
bespreking en proberen te komen tot punten van een goede straf. De leerlingen
bespreken onderling waar ze op gelet hebben en waarom ze iets goed/niet goed
vonden en ze proberen ook te komen tot punten van een goede straf.
Wij
overlopen klassikaal hun punten voor een goede straf en zien of deze punten ook
kloppen voor alternatieve straffen.
Energizer:
wij gaan in een kring staan en leggen uit dat iemand gaat zeggen wat hij/zij
mispeuterd heeft en de rechterbuur moet daar een goede ALTERNATIEVE straf voor
verzinnen. Zo gaan we de kring rond.